De community ruimte is een vrije online ruimte (blog) waar vrijwilligers en organisaties hun opinies kunnen publiceren. De standpunten vermeld in deze community reflecteren niet noodzakelijk de redactionele lijn van DeWereldMorgen.be. De verantwoordelijkheid over de inhoud ligt bij de auteur.

© Johanna de Tessières / Greenpeace
Opinie -

Wie na 9 juni moet betalen is de belangrijkste vraag, maar niet de enige

Mag Bart De Wever het belang van bouwpromotoren, havenbazen en chemiereuzen boven dat van ons allen blijven plaatsen, of wordt de welvaartsstaat opnieuw een aanvaardbare verdeling van de lasten en de kosten? Daar gaat het volgens Walter De Smedt over op 9 juni. Wie moet betalen is wel de belangrijkste vraag, maar echter niet de enige. Uit dergelijke vraag, wie de factuur voorgeschoteld krijgt, komen immers altijd conflicten. Wie bij betwisting, volgens de rechter, uiteindelijk de rekening betaalt is even bepalend als wat het beleid er over heeft beslist.

woensdag 5 juni 2024 19:06
Spread the love

 

In mijn artikel Hier gaat het écht over op 9 juni: wie gaat de 27 miljard die de EU ons oplegt betalen? geef ik aan waarover de verkiezingen gaan: Mag Bart De Wever het belang van de bouwpromotoren, de havenbazen en de chemiereuzen voor dat van ons allen blijven stellen, of wordt de welvaartsstaat opnieuw een aanvaardbare verdeling van de lasten en de kosten?

Wie moet betalen is de belangrijkste vraag, maar echter niet de enige. Uit dergelijke vraag, wie de factuur voorgeschoteld krijgt, komen altijd conflicten. Dan is justitie, de sterke arm der wet, aan de beurt. Wie bij betwisting, volgens de rechter, uiteindelijk de rekening betaalt is even bepalend als wat het beleid er over heeft beslist.

Het is de opdracht van justitie om niet alleen de conflicten tussen de burgers onderling op te lossen. De rechter moet ook oordelen over deze tussen de burger en de staat. Dat gebeurt op alle terreinen en in alle materies.

Er is evenwel een groot verschil merkbaar in de bestuurlijk-politieke, de commerciële en de strafrechtelijke afhandeling. Bestuurlijk-politiek schrikken de hoogste rechtscolleges, het Grondwettelijk Hof en de Raad van State, niet terug om een wet af te keuren of een bestuurlijke beslissing te vernietigen. Ook de burgerlijke – en de arbeidsrechtbanken doen dat.

Hoe groot het conflict tussen de staat en de burgers kan worden, word aangetoond door de veroordelingen van FEDASIL, het federaal agentschap voor asielzoekers. Door zowel de Arbeidsrechtbank als de Rechtbank van eerste aanleg werd de staat meermaals veroordeeld tot dwangsommen voor zijn slechte aanpak van de opvangcrisis, wat leidde tot inbeslagnames door de verenigingen die deze veroordelingen bekwamen.

Dat gaat in handels- als in strafzaken anders. Justitieminister Koen Geens (CD&V, 2014-2018) )maakte van de Rechtbanken van koophandel ‘ondernemingsrechtbanken’. Waar voorheen de handel tussen de verschillende partijen gelijkelijk werd bekeken staat nu het belang van de onderneming, de continuïteit van de onderneming, voorop.

Dat heeft tot gevolg dat de schuldeisers, om het voortbestaan van de onderneming mogelijk te maken, er veelal een deel of al hun centen door verliezen. Hoe groot het verschil in aanpak tussen deze commerciële en de strafrechtelijke afhandeling kan zijn werd erg goed aangetoond in de Optima-affaire.

Het vastgoedbedrijf Optima Global Estate vroeg in de Brusselse Rechtbank van koophandel bescherming tegen zijn schuldeisers en verkreeg die driemaal waarbij de derde maal een reorganisatieplan voor een doorstart werd goedgekeurd.

Tegelijk voerde de onderzoeksrechter in Gent een strafonderzoek waarbij zelfs inbeslagnames en aanhoudingen gebeurden. Dezelfde justitieminister wilde het principe van de ‘continuïteit van de onderneming’ ook op strafrechtelijk vlak doorvoeren.

In zijn versie van de afkoopwet konden frauderende ondernemers ontkomen aan een straf door eenzelfde ‘commerciële’ afhandeling, namelijk het enkel betalen van geld. Procureurs werden onderhandelaars, commerçanten, een tussenkomst van een rechtbank was zelfs niet meer nodig.

Een tussenkomst van de strafrechter, de sterke arm der wet, is nog slechts mogelijk als het openbaar ministerie, de procureurs er om vragen. Het parket kan immers ook beslissen om het niet te doen, om te seponeren.

De beoordeling van de opportuniteit om al dan niet te vervolgen verwordt tot een louter politieke aangelegenheid indien ook daar het belang van de onderneming wordt vooropgesteld. Twee recente Antwerpse dossiers tonen duidelijk waar het om gaat.

Vooreerst was er de grootschalige PFAS-vervuiling door het chemiebedrijf 3M. Nadien volgde het Borealis-schandaal, de eveneens grootschalige mensenhandel in een chemiebedrijf, nogmaals gevolgd door de uitbuiting van dezelfde Turkse lassers door een andere onderaannemer.

De vraag wordt daardoor scherp gesteld. Wat doet de procureur met deze schandalen in de bouw- en de chemiesector in Antwerpen?

Voorgaande vraag toont dat het niet volstaat dat het politiek beleid duidelijk aangeeft wie de zevenentwintig miljard moet betalen, of daarbij het belang van ‘de onderneming’ moet voorgaan op dat van de burger, of er opnieuw getracht wordt er een aanvaardbaar evenwicht in te vinden.

Een politieke beslissing blijft ‘zonder gevolg’ indien de procureurs, bij vaststelling van de miskenning van de wet, er eenzelfde ‘zonder gevolg’ aan geven. Het is dus even belangrijk uit te maken wie de miljarden gaat betalen als te weten wat de procureurs gaan doen indien bedrijven er blijvend aan ontsnappen door het plegen van misdrijven, zoals hiervoor aangetoond, zelfs bij grootschalige schandalen.

Om het onomwonden te stellen gaat het in Antwerpen niet alleen over de politieke beslissing over wie de schuldenlast gaat dragen en wat het aandeel van de grote ondernemingen daarbij kan zijn. Het gaat eveneens over wat de vertegenwoordiger van het openbaar belang, de procureur van de Koning, er mee doet wanneer grote ondernemingen, zoals hiervoor aangetoond, hun commercieel belang boven dat van de burger blijven stellen en daarbij zelfs misdrijven plegen.

Wat de gevolgen betreft is de beoordeling van de ‘opportuniteit’ van vervolging even belangrijk als de beoordeling van het politiek beleid zelf. Het is aan de procureur om uit te maken op welk been hij hier gaat staan: op het éne als vertegenwoordiger van het algemeen belang in de rechterlijke macht of op het andere als uitvoerder van het strafrechtelijk beleid van de justitieminister in de bestuurlijk-politieke.

Er is een andere oplossing mogelijk om hierin het evenwicht te bewaren: laat de rechter beslissen wat de rechter toekomt.

steunen

Steun voor een nieuwe website

We hebben uw hulp nodig voor een essentiële opfrissing van de website. Om die interactiever, sneller en gebruiksvriendelijker te maken hebben we 30.000 euro nodig. Elke bijdrage, groot of klein, helpt. Met uw donatie ondersteunt u onafhankelijke journalistiek die de verhalen blijft brengen die er echt toe doen. Laat uw hart spreken.

Creative Commons

take down
the paywall
steun ons nu!