ICJ-rechter Nawaf Salam. UN Photo/ICJ/Frank van Beek
Craig Mokhiber, Mondoweiss,

Internationaal Gerechtshof: boycot Israël is niet zomaar een recht maar ook een plicht

Israël investeert miljoenen in een anticampagne om BDS-boycotacties te delegitimeren en te criminaliseren. Sommige landen gaan daarbij overstag, maar meer landen weigeren er op in te gaan. Een baanbrekend advies van het Internationaal Gerechtshof (ICJ) helpt daarin verandering te brengen. Dit advies stelt immers dat BDS niet alleen een recht maar zelfs een plicht is.

dinsdag 20 augustus 2024 10:04
Spread the love

 

Israël en zijn lobby proberen al jaren op allerlei manieren het land verder af te schermen van aansprakelijkheid door hun invloed in het Westen te gebruiken om georganiseerde oppositie tegen Israël effectief te verbieden.

De belangrijkste inspanning van Israël is de campagne van Israël tegen de BDS-oproep tot boycot, desinvestering en sancties voor zijn grove schendingen van de mensenrechten.

Als gevolg hiervan zijn er nu talloze wetten en beleidsmaatregelen van kracht in de VS en in het Westen in bredere zin, die fundamentele grondwettelijke principes en internationaal gegarandeerde mensenrechten met voeten treden, dit ter verdediging van de Israëlische straffeloosheid.

Een advies dat op 19 juli is uitgebracht door het Internationaal Gerechtshof (ICJ) zou daar echter verandering in moeten brengen.

ICJ Advisory Opinion on the Legal Implications of Israeli Actionsd in Occupied Palestinian Territory (UN video 1:31:46, Engels, Frans – geen ondertitels):

Een historische uitspraak met stevige rechtsbasis

In zijn historische uitspraak stelt het ICJ vast dat de bezetting van de Westelijke Jordaanoever, van Oost-Jeruzalem en van Gaza door Israël volledig onwettig is en dat Israël apartheid en rassenscheiding toepast.

Alle landen zijn verplicht om te helpen hier een eind aan te maken, onder andere door alle economische, handels- en investeringsrelaties met Israël in de bezette Palestijnse gebieden te verbreken.

Met andere woorden: op grond van het internationaal recht zijn alle landen verplicht deel te nemen aan een economische boycot van de activiteiten van Israël in de bezette Palestijnse gebieden én verplicht afstand te doen van alle bestaande economische betrekkingen daar. 

BDS-betogers in New York. Foto: Joe Catron/Mondoweiss

Omdat het Internationaal Gerechtshof zich bij zijn bevindingen moest houden aan de randvoorwaarden van de adviesaanvraag van de VN-Algemene Vergadering, ging het niet in op plichten en verplichtingen met betrekking tot activiteiten binnen de grenzen van de Groene Lijn van 1949[1].

Deze gezaghebbende uitspraak van het Gerechtshof over de vereisten van het internationaal recht maakt echter duidelijk dat BDS-voorstanders niet alleen moreel hoog staan, maar voor hun acties ook een stevige basis hebben in het internationaal recht.

Het advies van het Hof van juli volgt op de genocidezaak tegen Israël bij dit zelfde Internationaal Gerechtshof (ICJ) die afgelopen december 2023 werd gestart en een verzoek in mei 2024 van de aanklager van het Internationaal Strafhof (ICC) om arrestatiebevelen uit te vaardigen tegen de Israëlische premier en de minister van Defensie wegens misdaden tegen de menselijkheid, waaronder uitroeiing.

Samen betekenen ze een historische verschuiving weg van 76 jaar door het Westen gesteund Israëlisch exceptionalisme en straffeloosheid en hoop op een nieuw tijdperk van verantwoording.

Bindend voor alle staten

Israël en al zijn westerse bondgenoten die beschuldigd worden van medeplichtigheid aan de internationale misdaden van Israël (vooral de VS, Groot-Brittannië en Duitsland) hebben dit erkend en hebben vervolgens alles in het werk gesteld om de actie van beide internationale rechtbanken tegen te werken, te vertragen en te dwarsbomen.

Dit zowel door tussen te komen in de rechtszaken als, in sommige gevallen, door gerechtsfunctionarissen te bedreigen. Het proces voor het verkrijgen van een arrestatiebevel van het ICC (het Internationaal Strafhof) heeft in vergelijking met eerdere zaken inderdaad al buitensporige vertraging opgelopen.

Het ICJ-advies rekent definitief af met de illegale Oslo-akkoorden van 1993. Eerste minister (l) Yitzhak Rabin schudt de hand van PLO-leider Yasser Arafat (r) terwijl Vs-president Bill Clinton toekijkt (13 september 1993). Foto: Vince Muse/whitehouse.gov/Public Domain

Desondanks kwam het advies van het ICJ (het Internationaal Gerechtshof) op tijd en is het compromisloos in zijn toepassing van het internationaal recht op Israël.

Israël en zijn bondgenoten verweren zich door er op te wijzen dat adviezen van het ICJ “niet-bindend” zijn en dat het Hof een staat inderdaad niet kan dwingen om zich aan zijn bevindingen te houden.

Alle staten zijn verplicht de situatie die het gevolg is van de onwettige aanwezigheid van de staat Israël in de bezette Palestijnse gebieden niet als wettig te erkennen en geen hulp of bijstand te verlenen bij de handhaving van de situatie die is ontstaan door de voortdurende aanwezigheid van de staat Israël in de bezette Palestijnse gebieden … (Sleuteltekst uit het advies van het ICJ aan de Algemene Vergadering van de VN)

Maar deze verdedigingstactiek negeert dat de wetten waar het Hof in zijn gezaghebbende advies naar verwijst, in feite bindend zijn voor alle staten.

Het Gerechtshof merkte bijvoorbeeld op dat het recht van de Palestijnen op zelfbeschikking, hun rechten onder internationale mensenrechten en humanitair recht en het verbod op Israël om grondgebied met geweld te verwerven zogenaamde erga omnes-verplichtingen opleggen. Dat wil zeggen, bindende verplichtingen, die voor alle landen gelden.

Plicht tot actie tegen straffeloosheid

Hiertoe behoort de plicht om de bezetting op geen enkele manier te erkennen of te helpen en de plicht om actie te ondernemen om de gelijke rechten en zelfbeschikking van het Palestijnse volk te realiseren.

Hieruit volgt dat elk beleid of elke handeling van een Westers land dat op welke manier dan ook de bezetting door Israël erkent, Israël bijstaat in die bezetting (economisch, militair, diplomatiek, enz.) of dat personen onder zijn jurisdictie verbiedt om het internationaal recht te respecteren door een boycot of desinvestering van de illegale bezetting door Israël, onwettige handelingen zijn. 

Natuurlijk zullen de VS, die de beperkingen van het internationaal recht al heel lang negeren en al tientallen jaren moeite doen om een uitzondering te maken voor de straffeloosheid van Israël, de bevindingen van het Hof waarschijnlijk verwerpen en zullen ze zich verzetten tegen de verwachte uitvoeringsresolutie van de VN-Algemene Vergadering.

Enkele andere westerse landen die geïnvesteerd hebben in de Israëlische as, zoals Groot-Brittannië en Duitsland, zullen misschien volgen. Maar het is aannemelijk dat de meeste landen, inclusief andere westerse staten, hun beleid zullen aanpassen om naleving van de wet te garanderen.

Groepen en personen die het doelwit zijn van pogingen om BDS-acties te bestraffen of om anderen te dwingen ze af te wijzen, hebben nu een belangrijk nieuw instrument in hun juridisch arsenaal om hun rechten administratief of gerechtelijk te laten gelden.

Ze kunnen zich nu beroepen op de gezaghebbende uitspraak van het Internationaal Gerechtshof om op geloofwaardige wijze te stellen dat deelname aan boycots, desinvesteringen en sancties tegen Israëlische bezetting, kolonisatie en apartheid niet alleen een morele verplichting en een grondwettelijk en menselijk recht is, maar ook een internationale wettelijke verplichting.

 

Het artikel The ICJ finds that BDS is not merely a right, but an obligation van Mondoweiss werd vertaald door Rein van Gisteren. Auteur Craig Mokhiber (1960) is expert mensenrechten en was in New York een hoge VN-functionaris, tot aan zijn zelfgekozen ontslag op 28 oktober 2023: in zijn afscheidsbrief waarschuwde hij voor een genocide in Gaza. Zie hier de Open Brief “Geachte Hoge Commissaris voor de Mensenrechten, dit is genocide” waarin Mokhiber zijn ontslag meldde als hoofd van zijn secretariaat in New York aan VN-Hoge Commissaris voor de Mensenrechten Volker Türk.

 

Note:

[1] In de oorspronkelijke tekst wordt 1948 als jaartal genoemd, de oorlog begon wel in 1948, maar de grens vastgelegd bij dede wapenstilstand dateert van 1949.

Creative Commons

dagelijkse newsletter

take down
the paywall
steun ons nu!