Foto: Nick Youngson, The Blue Diamond Gallery / CC BY-SA 3.0
Opinie, Analyse - Alain Laigneaux,

Ontwikkelingssamenwerking geen voer voor de kiescampagne

De verkiezingsmachine draait op volle toeren. De discussies over migratie, energie, stikstofdossiers, oorlog en vrede dringen door tot in menig huiskamer. Ontwikkelingssamenwerking niet en dat is onterecht want de sector is hoogdringend aan revisie toe.

donderdag 30 mei 2024 15:39
Spread the love

 

Belofte die blijkbaar geen schuld maakt

Slechts heel eventjes kwam ontwikkelingssamenwerking aan bod in het verkiezingsnieuws toen N-VA liet weten dat ze het budget dat België hieraan besteedt, te hoog vindt. Waarschijnlijk omdat dit ingaat tegen de aloude Belgische belofte om 0,7 procent van het bnp aan ontwikkelingssamenwerking te spenderen die België al sinds de goedkeuring van een VN-resolutie in 1970 meesleept en in 2013 zelfs in een wet heeft gegoten.

In 2022 gaven de verschillende Belgische overheden samen 2,52 miljard euro uit aan officiële ontwikkelingshulp. Dat is 0,45 procent van het bnp. Daarvan wordt slechts iets meer dan de helft, 1,29 miljard euro (51 procent), beheerd door DGD, het Directoraat Generaal Ontwikkelingssamenwerking en Humanitaire Hulp.

DGD is de federale administratie die het geld verdeelt over een amalgaam van actoren die actief zijn in de gouvernementele, niet-gouvernementele en multilaterale samenwerking, in de humanitaire hulpverlening, in de bedrijfswereld en aan universiteiten.

Het resterend bedrag komt op rekening van de gewesten en andere overheidsdiensten zoals de FOD Financiën (voor de kwijtschelding van uitstaande schulden aan België) of Fedasil (voor de opvang van asielzoekers door Fedasil), een boekhoudkundige truc die door de Commissie voor Ontwikkelingssamenwerking (DAC) van OESO (de club van rijke landen) werd goedgekeurd.

Het eigenaarschap van de ontvangende landen wordt stilaan een zeldzaamheid

Via de begunstigden op het eerste niveau worden de budgetten verder gekanaliseerd naar de respectievelijke partners en contractanten. Al naargelang het type organisatie gebeurt dat via een cascade van organisaties en instellingen om uiteindelijk, na afhouding van de overhead (deel van een budget dat een organisatie aan de eigen organisatie besteedt, nvdr.) op elk van die trappen, bij de uiteindelijke begunstigden terecht te komen, met name de bevolking ter plaatse.

 

Voortgangsbeoordeling van de ontwikkelingsdoelstellingen. Grafiek: VN

Het gaat al snel om een duizendvoud aan actoren, ondanks het feit dat zij zich allemaal op de één of andere manier inschrijven in de Agenda 2030. Zij bepalen elk hun eigen prioriteiten binnen een kader van 17 duurzame ontwikkelingsdoelstellingen, 169 vooropgestelde resultaten en 231 indicatoren die de Agenda 2030 rijk is.

Sommige werken samen, andere doen elkaar de duvel aan want de nood aan profilering is groot in de strijd om de centen. Het eigenaarschap van de ontvangende landen wordt stilaan een zeldzaamheid.

Niet de meest gegeerde post

Wie vat wil krijgen op het reilen en zeilen binnen de ontwikkelingssamenwerking moet zich een weg banen doorheen een ondoorzichtig kluwen van politici, diplomaten, ambtenaren, filantropen, managers, academici, technici, consultants, lobbyisten, vrijwilligers, idealisten of gewoon mensen die op zoek zijn naar een toffe job.

Duurzame ontwikkelingsdoelstellingen. Foto: VN

Ontwikkelingssamenwerking-21ste-eeuw is voer voor experten, maar die vind je hoe langer hoe minder bij de administratie die het beleid van haar minister zou moeten ondersteunen en een minimum aan strategie op lange termijn garanderen wars van alle regeringswissels.

Het doorgedreven neoliberaal beleid van de voorbije decennia heeft zich ook hier laten gelden, evenals bij de diplomatieke diensten waar men de voorkeur heeft gegeven aan generalisten en niet langer aan medewerkers die beslagen zijn in de materie.

Bovendien staat het ministerie voor Ontwikkelingssamenwerking niet op zich, maar maakt het deel uit van het ‘ministerie van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking’, een trio waar Buitenlandse Zaken onbetwistbaar de eerste viool speelt.

Het ministerie voor ontwikkelingssamenwerking maakt deel uit van een trio waar buitenlandse zaken onbetwistbaar de eerste viool speelt

Voeg daarbij dat een minister van Ontwikkelingssamenwerking zijn of haar mandaat ook nog eens moet spreiden over andere bevoegdheden zoals openbare bedrijven, telecommunicatie, de post, digitalisering of grootstedelijk beleid – dit zijn maar enkele voorbeelden – en dan hoeft het niet te verbazen dat de portefeuille ontwikkelingssamenwerking niet echt gegeerd is, tenzij als wachtpost tussen twee mandaten in, of als opstapje om het vak van minister te leren ter voorbereiding van een riantere politieke carrière.

In de ‘onaantrekkelijkheid’ van de portefeuille schuilt misschien wel het grootste gevaar, doordat de impact van technische en politieke beslissingen in dit domein al te gemakkelijk onder de radar blijft.

Ontwikkelingssamenwerking wordt geassocieerd met de goedheid van de mensheid, gedrevenheid en idealisme – het gaat ten slotte om het wegwerken van armoede in de wereld – maar het kan geen kwaad om stil te staan bij de andere kant van deze medaille.

De miljardenindustrie van het eigenbelang

Ontwikkelingssamenwerking is een fundamenteel Westerse creatie. Sinds het einde van de Koude Oorlog heeft de sector ingrijpende veranderingen ondergaan en geeft het Westen, de VS op kop, nog steeds de toon aan.

Ontwikkelingssamenwerking is niet neutraal, maar staat in functie van geopolitieke en economische belangen en een veiligheidsagenda die niet door de landen van wat men het “Globale Zuiden” noemt, worden bepaald.

Mogelijke strategieën voor ontwikkelingssamenwerking. Grafisch ontwerp: OESO

De overheden van de ontvangende landen worden al lang niet meer gezien als bevoorrechte partners en moeten met lede ogen toekijken hoe zelfs programma’s voor ‘gouvernementele’ samenwerking aan ngo’s, privébedrijven en agentschappen van de Verenigde Naties worden uitbesteed. Zelfs voor het uitschrijven van het eigen nationaal beleid worden zij verplicht om een beroep te doen op internationale consultants.

Ontwikkelingssamenwerking is niet neutraal maar staat in functie van geopolitieke en economische belangen en een veiligheidsagenda

De explosieve groei van nationale en internationale ngo’s moet ook in dit licht worden verklaard. In India alleen al zijn ze met meer dan 3 miljoen. In 1945 waren er 41 ngo’s met consultatieve status binnen de VN, in 1992 waren ze met meer dan 700. Momenteel zijn ze met 6.500. Dit cijfer houdt geen rekening met de talrijke geaccrediteerde organisaties bij de respectieve VN-agentschappen, maar je komt al snel aan enkele tienduizenden.

Zij presenteren zich allemaal als vertegenwoordigers van de ‘civiele maatschappij’, een term die een brede lading dekt maar – terecht of onterecht – hoe dan ook als waarborg wordt gehanteerd voor ‘efficiënt, goedkoop en vrij van corruptie’.

Internationale organisaties en agentschappen treden hoe langer hoe meer op als ‘tussenhandelaars’ die elk hun overhead opstrijken bij wijze van commissie. Zij kennen het jargon door en door en hebben directe toegang tot informatie over nieuwe budgetlijnen via hun lobbykantoren in Brussel, Washington, New York en Genève, alwaar zij mee de ontwikkelingsagenda en de prioriteiten voor de komende jaren bepalen.

Als je ‘ontwikkelingssamenwerking’ ingeeft op het transparantieportaal van de Europese Unie zonder de actoren te specifiëren, krijg je een lijst van 102.000 geaccrediteerde lobbyisten. En dat is nog maar het topje van de ijsberg.

Ontwikkelingssamenwerking is gedegenereerd tot een miljardenindustrie waarvan de onderliggende agenda in toenemende mate ook andere landen inspireert. Landen zoals China of India hebben de VS in alle stilte voorbijgestoken. Turkije en Qatar spenderen zelfs ruim meer dan de obligate 0,7 procent aan ontwikkelingssamenwerking.

Die cijfers vind je niet terug in de OESO-DAC rapporten. En de lokale boer, arbeider, ondernemer, vrouw, jongere, ambtenaar of beleidsmaker? Die staat er bij en kijkt er naar en wacht tot iets van al die fondsen hun richting uitkomt.

Het alarm staat roodgloeiend

De woorden van een gedreven, hooggeplaatste ambtenaar bij het ministerie van Gezondheid in een West-Afrikaans land, zinderen nog steeds na: “Na 30 jaar ‘ontwikkelingshulp’ hebben jullie ons hele gezondheidssysteem kapotgemaakt”. Dat is de rauwe realiteit maar niemand van de aanwezige donoren leek acht op hem te slaan. De vergadering ging gewoon door.

De openbare dienstverlening in de ontvangende landen werd na meer dan dertig jaar neoliberaal ontwikkelingsbeleid drastisch afgebouwd. De beste krachten worden weggekocht door internationale organisaties of verkiezen hand- en spandiensten te leveren als consultant.

“Na 30 jaar ‘ontwikkelingshulp’ hebben jullie ons hele gezondheidssysteem kapotgemaakt”.

Zelf een ngo oprichten behoort ook tot de opties en is veel lucratiever dan als ambtenaar maanden te moeten wachten op een karig loon dat vaak niet komt. Er zijn genoeg bureau’s en websites die je in de hele rimram met raad en daad bijstaan, tegen betaling uiteraard. Ook dat maakt deel uit van de hele machine.

En ondertussen slaan de Verenigde Naties alarm. De donoren komen hun beloften inzake duurzame ontwikkeling niet na. Lage- en midden-inkomenslanden kijken nog steeds aan tegen een onoverkoombare schuldenberg waarvan iedereen weet dat die niet kan worden afgelost.

Zij zijn zwaar ondervertegenwoordigd in de beslissingsorganen van de Verenigde Naties en worden nog steeds weggedrukt in hun rol als leverancier van grondstoffen, en niet in het minst voor de uitvoering van de ‘Green Deal’ in andere delen van de wereld.

De werking van de internationale financiële en economische instellingen beantwoordt bij verre na niet aan de vereisten voor de opbouw van een duurzame wereld. Het mensenrechtendiscours wordt enkel uit de kast gehaald als het van pas komt, om daarna nog sneller te worden weggemoffeld en te doen alsof het nergens nog brandt.

Jaarverslag van het Directoraat Generaal Ontwikkelingssamenwerking en Humanitaire Hulp. Foto: DGD

Het is maar de vraag of en hoe ontwikkelingssamenwerking kan opboksen tegen zoveel geweld van het eigen-belang-eerst-beleid. ‘Niets nieuws onder de zon’, zullen vele generatiegenoten denken. Vijftig jaar geleden al kwamen wij op straat voor structurele hervormingen, vrede, mensenrechten, vrouwenrechten, jongerenrechten, arbeidsrechten, milieu, zelfbeschikking en soevereiniteit van staten en volkeren in de wereld.

De eisen van toen zijn nog altijd even relevant. Met dit verschil dat we op dit moment onmogelijk kunnen wegkijken van de rampspoed die ons dag in dag uit rechtstreeks, in real time in de ogen kijkt in al haar onbeschrijfelijke gruwel.

Het is een mythe te denken dat de ontwikkelingssamenwerking zoals we die nu kennen, de mensheid en de planeet vooruithelpen, integendeel. Het ontwrichtende effect van de normen- en waardenkaders die donoren in al hun diversiteit hanteren, is enorm.

Internationale solidariteit en samenwerking tussen landen is en blijft een bittere noodzaak

Tegelijkertijd kan niemand ontkennen dat internationale solidariteit en samenwerking tussen landen een bittere noodzaak is en blijft. België is een kleine speler maar het zou mooi zijn mochten wij het voortouw nemen in een reflectie ten gronde over wat ontwikkelingssamenwerking kan en moet zijn in een wereld waar de machtsverhoudingen momenteel stevig door elkaar worden geschud.

Buitenlandse Zaken en Buitenlandse Handel gaan over de eigen nationale belangen. Echte ontwikkelingssamenwerking moet hierboven staan, maar om zover te geraken zullen we eerst onze eigen westerse handel en wandel kritisch onder de loep moeten nemen.

 

Marleen Bosmans en Alain Laigneaux hebben een levenslange carrière achter de rug in de verschillende geledingen van de internationale samenwerking. Zij zijn medeauteurs van een open brief over de Belgische ontwikkelingssamenwerking die in 2020 in verschillende kranten en tijdschriften werd gepubliceerd.

Creative Commons

dagelijkse newsletter

take down
the paywall
steun ons nu!