Foto: FNV
Analyse -

Verkiezingscheck: kunnen we met een gerust hart op pensioen gaan?

In deze reeks vergelijken we de partijprogramma's van verschillende politieke partijen met de standpunten van sociale bewegingen. Van armoedebestrijding tot klimaatactie, ontdek hoe partijprogramma's zich verhouden tot de eisen van vakbonden, de vredesbewegingen en het brede middenveld.

dinsdag 28 mei 2024 13:12
Spread the love


Verkiezingen moeten gaan over de inhoud, maar laten we eerlijk zijn: wie heeft er tijd om de vele honderden bladzijden aan partijprogramma’s volledig door te nemen en te vergelijken? Met deze reeks willen wij je op weg helpen. We loodsen je doorheen de verschillende programma’s van de progressieve partijen wat betreft: koopkracht, klimaat en milieu, zorg, belastingen, vrede, onderwijs en pensioenen.


In deze verkiezingscheck richten we ons op de standpunten van verschillende politieke partijen over pensioenen. Wat zeggen de verschillende partijen over de pensioenleeftijd, landingsbanen en het minimumpensioen? 

Visual: Gratiën Verijpt

Essentieel pijler van de welvaartsstaat

Dat mensen vandaag kunnen genieten van hun oude dag, daar is lang voor gevochten door de arbeidersbeweging. Het is een essentieel onderdeel van de welvaartsstaat. Toch is deze verworvenheid geen vanzelfsprekendheid. Er zijn minstens twee belangrijke werkpunten.

Om te beginnen is er de kwestie van de leeftijd waarop je kan stoppen met werken. Door de vergrijzing en de meerkosten daarvan gaan er – vooral bij rechts, maar ook bij links – stemmen op om mensen te verplichten steeds langer te werken. De vorige federale regering heeft de pensioenleeftijd opgetrokken van 65 naar 67 jaar, en voor sommigen is dat nog niet genoeg.

Dat is merkwaardig want het is niet omdat we langer leven, dat we langer fit zijn. De gemiddelde gezonde levensverwachting van een Belg is 63,8 jaar, drie jaar minder dus dan de huidige pensioenleeftijd. We zijn niet gemaakt om lang te blijven werken. Meer dan één op de tien 54-plussers is vandaag langer dan een jaar afwezig van werk door ziekte. Bij arbeiders boven de 54 jaar loopt dit zelfs op tot 23 procent.

De grote meerderheid ziet het ook niet zitten om zo lang te werken. Slechts 16 procent van de Belgen wil werken tot zijn 65ste en amper een op de tien is bereid om na zijn 65e nog wat voort te doen.

Daarom pleiten de vakbonden om de wettelijke pensioenleeftijd terug te brengen naar 65 jaar en na een loopbaan van 40 tot 42 jaar moet iedereen vervroegd op pensioen kunnen.

De huidige regering heeft het minimumpensioen iets verhoogd, maar gemiddeld zijn de pensioenen nog veel te laag

Een tweede belangrijk werkpunt is de hoogte van de uitkering. De huidige regering heeft het minimumpensioen iets verhoogd, maar gemiddeld zijn de pensioenen nog veel te laag, zeker bij vrouwen en bij de laagste inkomens.

Volgens de Vlaamse Ouderenraad loopt een op vijf senioren het risico om in armoede of sociale uitsluiting te leven. Bij Belgen van 75 jaar of ouder gaat het zelfs om een op vier personen. Voor een welvarend land als België is dat beschamend en ontoelaatbaar.

De pensioenuitkering schiet ook ruim te kort om een opname in een woonzorgcentrum mee te betalen. Zo rekende de seniorenvereniging OKRA uit dat een gemiddelde bewoner van een zorgcentrum met een gemiddeld pensioen elke maand 542 euro bovenop zijn pensioen moet leggen om de basisprijs van diens rusthuis te betalen. Bij een gepensioneerde werknemer uit de privésector loopt dat al op tot meer dan 900 euro.

Voor OKRA bestaat er dan ook geen twijfel over dat de pensioenen nog flink de hoogte moeten ingaan, zodat het armoederisico bij ouderen verdwijnt.

Pensioenleeftijd

Van de linkse partijen is PVDA de enige die de pensioenleeftijd terug wil naar 65 jaar. De partij is sterk gekant tegen een verdere verhoging van de pensioenleeftijd. Ze wil ook het vervroegd pensioen opnieuw mogelijk maken vanaf 60 jaar na 40 gewerkte jaren en voor de zware beroepen na 35 jaar.

Ze pleit voor landingsbanen met uitkering voor 55-plussers zodat werken ook voor oudere werknemers werkbaar blijft.

Vooruit kijkt niet naar de wettelijke pensioenleeftijd maar naar de loopbaan. Vanaf 42 loopbaanjaren moeten mensen op pensioen kunnen indien ze voldoende jaren effectief gewerkt hebben, zeker wie fysiek zwaar werk levert. Op die manier willen ze ook rekening houden met het feitelijk verschil in gezonde levensverwachting.[1]

Vooruit ondersteunt de verhoging van de effectieve pensioenleeftijd, maar benadrukt het belang van werkbare loopbanen. De partij pleit in dat kader voor maatregelen om de werkdruk te verminderen en de arbeidsomstandigheden te verbeteren.

Net zoals Vooruit wil Groen de wettelijke pensioenleeftijd op 67 jaar behouden, maar moeten mensen de mogelijkheid hebben om met pensioen te kunnen gaan vanaf 42 loopbaanjaren. Bij die berekening willen ze zware loopbaanjaren sterker laten doorwegen. Groen maakt zich sterk dat met deze regeling de meeste mensen voor hun 65ste met pensioen kunnen gaan.

CD&V pleit voor een flexibele pensioenleeftijd met een bonus-maluscorrectie, waarbij mensen zelf kunnen kiezen wanneer ze met pensioen gaan tussen hun 62 en 67 jaar. Maar dat heeft een prijskaartje: als je vroeger stopt, zal je uitkering lager uitvallen. Mensen die een zwaar beroep uitoefenen zullen vroeger kunnen stoppen zonder veel pensioen te verliezen.

Open VLD en N-VA houden vast aan de wettelijke pensioenleeftijd van 67 jaar en zijn voor een verhoging van de effectieve pensioenleeftijd. Ze moedigen mensen aan om langer te werken door financiële prikkels en flexi-jobs. De vervroegde uittredestelsels zoals landingsbanen en SWT (het voormalig brugpensioen) willen ze afbouwen.

De hoogte van de pensioenen

In 2017 lanceerde de PVDA een campagne voor een minimumpensioen van 1500 euro netto. Ze stond daar toen nog alleen mee, maar vier jaar later werd deze eis overgenomen door de huidige federale regering.

De partij wil een minimumpensioen van 1.850 euro netto voor iedereen en een maximumpensioen van 3.700 euro netto per maand. Er moet ook een einde komen aan de pensioenprivileges van ministers en parlementairen.

Vooruit en Groen, beiden lid van de huidige federale regering, verdedigen het huidige minimumpensioen van ongeveer 1.700 euro netto per maand, dat onder hun impuls in reële termen lichtjes[2] werd verhoogd. Voor dat minimumpensioen moet je minstens 30 jaar hebben gewerkt.

CD&V, tevens lid van de huidige regering, wil ook een minimumpensioen van 1.700 euro, maar wel enkel voor wie een complete loopbaan heeft van 45 jaar. Bij een niet complete loopbaan ontvangt de gepensioneerde een evenredig deel van dat bedrag.

Open VLD staat voor het huidig minimumpensioen van 1.700 euro na minstens 30 jaar te hebben gewerkt. Voor N-VA kan dat toegekend worden vanaf 35 effectieve loopbaanjaren.

Gelukkig is er de laatste jaren verandering gekomen in dit dossier, maar we zijn er nog lang niet. Het hoogste voorstel zit nog steeds 350 euro onder de maandelijkse kostprijs van een woonzorgcentra.

Ontdek hier als onze verkiezingschecks.

[1] Het verschil van levensverwachting op 65-jarige leeftijd tussen hoog- en laagopgeleiden is ongeveer zes jaar.

[2] In 2024 bedraagt het minimumpensioen 1.680 euro, of bijna 380 euro netto meer dan in 2020. Als je rekening houdt met de inflatie dan was het minimumpensioen ‘vanzelf’ gestegen tot 1550 euro. De ‘reële’ toename komt dan neer op ongeveer 8 procent.

Creative Commons

dagelijkse newsletter

take down
the paywall
steun ons nu!