De community ruimte is een vrije online ruimte (blog) waar vrijwilligers en organisaties hun opinies kunnen publiceren. De standpunten vermeld in deze community reflecteren niet noodzakelijk de redactionele lijn van DeWereldMorgen.be. De verantwoordelijkheid over de inhoud ligt bij de auteur.

Van Harvard naar de Karl-Marx-Allee: het leven van een communist uit de VS in de DDR

Van Harvard naar de Karl-Marx-Allee: het leven van een communist uit de VS in de DDR

maandag 29 juli 2024 10:59
Spread the love

Van Harvard naar de Karl-Marx-Allee: het leven van een communist uit de VS in de DDR

Erwin Carpentier

Bijna een kwart eeuw geleden al, in oktober 1990, kwam er een einde aan de Duitse Democratische Republiek, het andere Duitsland dat in 1949 ontstond als alternatief voor de Bondsrepubliek.

We mogen het onderzoek van de realiteit en de geschiedenis van mensen en landen die een alternatief voor het kapitalisme probeerden of proberen vorm te geven niet overlaten aan zij die uitgaan van de superioriteit van het kapitalisme. Zij beschikken over veel geld, macht en media om de pogingen om een socialistische maatschappij op te bouwen uitsluitend negatief af te schilderen. Wij hoeven niet nostalgisch te doen of blind te zijn voor wat er – volgens de beschikbare informatie, want elke historische waarheid evolueert – fout is gelopen, maar we hoeven absoluut niet de desinformatie, halve waarheden en hele leugens van onze tegenstanders te herhalen. We moeten integendeel de ervaringen bestuderen en leren uit het verleden.

De Monthly Review (MR) wordt uitgegeven in de VS en omschrijft zich als een onafhankelijk socialistisch tijdschrift. Het publiceerde in april 2023 een interview met Victor Grossmann naar aanleiding van zijn boek A Socialist Defector: From Harvard to Karl-Marx-Allee.

Het boek brengt het fascinerend verhaal van Steve Wechsler, een jonge communist in de VS van de jaren 1930. Hij studeert in Harvard, gaat in de fabriek werken en beleeft de communistenjacht van senator Mc Carthy. Tijdens zijn legerdienst in Duitsland vlucht hij naar de sovjetzone in Oostenrijk, van waaruit hij in de jonge Duitse Democratische Republiek (DDR) belandt en daar een nieuw leven opbouwt, onder zijn nieuwe naam Victor Grossmann.

Naast zijn terugblik op de DDR geeft Grossmann ook zijn kijk op de ontwikkelingen in Duitsland en in de wereld, waaronder de oorlog in Oekraïne.

Victor Grossmann wordt geïnterviewd door Zhao Dingqi, assistent-onderzoeker aan het Instituut voor Marxisme van de Chinese Academie voor Sociale Wetenschappen en redacteur van World Socialism Studies.

Met dank aan Veronique De Langhe, Lieve Copers, Sven Magnus, Eric Hindrycks, Stan Debruyn, Marina Mommerency en Gerd Kooyman voor de vertaling.

Interview

Communist zijn in de VS

Zhao Dingqi: Wat heb je in je jeugd meegemaakt dat je tot communist heeft gemaakt? Wat deed je in Amerika nadat je communist was geworden?

Victor Grossman: Ik ben geboren in 1928 in New York, een linkse stad in een links tijdperk. Ik groeide op tijdens de bittere, hongerige jaren van de Grote Depressie van de jaren ’30, een tijd waarin communistische vakbonden en linkse organisaties hard terugsloegen en een krachtige arbeidersbeweging in het leven riepen. Ze veroverden de werkloosheidsverzekering, pensioenen, een beperkte werkweek en het recht om lid te worden van vakbonden, en hadden grote invloed op de hele maatschappij en cultuur. Communisten voerden ook de vroege gevechten aan om een einde te maken aan racistische onderdrukking en om te werken aan eenheid tussen zwart en blank. Al deze acties en mijn linkse ouders maakten van mij een “rodeluierbaby”.

Tegen uitbuiting en voor vrede, aan de kant van de werkende mensen

Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd ik op de middelbare school lid van de Young Communist League en op mijn zeventiende werd ik in het Harvard College lid van de Communistische Partij. Ik was net een paar maanden te jong om het leger in te gaan in 1945, toen de oorlog eindigde en daarmee ook de alliantie tussen de VS en de USSR. Onze kleine groep (dertig leden op zijn hoogtepunt) was min of meer geheim, maar erg actief. We stonden piket om een einde te maken aan de rassendiscriminatie tegen zwarte mensen in een studentencafé en tegen het aannemen van “alleen blanken” in een warenhuis in Boston. We verzetten ons tegen de steun van de VS aan de fascistische regering van Francisco Franco in Spanje en demonstreerden tegen het gebruik door de regering van Harry S. Truman in de Koude Oorlog van zijn vroege atoombommenmonopolie om de wereld onder controle te houden en de militante vakbeweging te breken. We deden mee aan een campagne voor een op vrede gebaseerde nieuwe Progressieve Partij die voormalig vicepresident Henry Wallace steunde bij de verkiezingen van 1948. De rechtse krachten bleken echter veel te sterk en kregen jarenlang de volledige controle over het VS-beleid in binnen- en buitenland. Maar onze kleine groep, waaronder enkele van de meest briljante studenten van Harvard, ging door met zijn acties, debatteerde over vraagstukken van marxisme en strategie, organiseerde concerten met linkse zangers als Pete Seeger en Woody Guthrie. Maar we maakten ook grapjes, flirtten en zongen veel zelf – waaronder zelfs “Chee Lai” (in het Engels, met één couplet in het Chinees), toen nog geen volkslied, dat we leerden van de grote zwarte zanger en acteur Paul Robeson. We verplaatsten spelden op een grote kaart van China en verheugden ons bij elke opmars van het Bevrijdingsleger.

Toen ongeveer tien van ons in 1949 hun diploma’s haalden, vroeg onze secretaris van de Communistische Partij in Boston of iemand van ons, ondanks de prestigieuze diploma’s van Harvard, wilde overwegen om arbeider in een fabriek te worden, in een poging om de arbeidersbeweging te redden van de corrupte rechtsen die toen de macht overnamen. Drie van ons gingen akkoord en ik werd een laagbetaalde, ongeschoolde metaalbewerker in een fabriek in Buffalo en trad een voor mij compleet nieuwe wereld binnen.

De meeste van mijn collega’s waren vroom, racistisch en vaak conservatief. Maar ik merkte ook dat de meesten van hen door de omstandigheden gedwongen waren om zeer klassenbewust te zijn; niet intellectueel, zoals mijn medecommunisten op Harvard, maar wel heel duidelijk in hun dagelijkse strijd tegen uitbuiting door het bedrijf, een strijd om werkminuten en stukloon dollars en centen, waarbij het bedrijf er alles aan deed om de ene groep tegen de andere op te zetten: late dienst tegen vroege dienst, stukloon tegen uurloon, oud tegen jong, met vrouwen en de weinige zwarte werknemers onderaan de hoop.

Gedurende drie maanden “proeftijd”, waarin het bedrijf me willekeurig kon ontslaan, onthield ik me van politieke activiteiten. Daarna werd ik actief en ontdekte ik het prachtige huis van de Afro-Amerikaanse familie Lumpkin. Nadat hij vanuit het gevaarlijk racistische Florida naar het noorden was verhuisd, ontdekte een van de tien kinderen van de familie de communistische beweging, waarin zwarten en blanken de handen ineen sloegen voor gelijkheid en vriendschap. Niet lang daarna had ze haar ouders en de meeste van haar negen broers en zussen gerekruteerd, sommigen met echtgenoten, en hun krakkemikkige houten huis werd het centrum van linkse mensen in Buffalo-en werd al snel mijn “thuis weg van huis”. Ik begon onze partijkrant huis-aan-huis te verkopen, ik deed mee aan het verzamelen van handtekeningen voor het Vredesappèl van Stockholm, waarin stond:

“Wij eisen het uitbannen van atoomwapens als instrumenten voor intimidatie en massamoord op volkeren … Wij geloven dat elke regering die als eerste atoomwapens gebruikt tegen welk ander land dan ook, een misdaad tegen de menselijkheid begaat en als oorlogsmisdadiger moet worden behandeld.”

Het werd ondertekend door meer dan 200 miljoen mensen wereldwijd – een groot deel in de USSR en China – maar werd aangevallen door de VS-media en regering. Dit betekende dat ik het alleen aandurfde om handtekeningen te verzamelen en onze krant te verkopen in zwarte buurten, waar gevaarlijk overheersende anticommunistische gevoelens zeldzaam waren. Tijdens een van onze acties, waarbij we ons verzetten tegen de “alleen voor blanken” verkoop van kaartjes voor een boottocht op Lake Erie, was ik getuige van de brute afranseling, arrestatie en het bijna neerschieten van iemand van onze groep, iemand van de familie Lumpkin. In het algemeen leerde ik in mijn tijd in Buffalo, hoewel ik weinig kon bereiken in die steeds wreder en onderdrukkender wordende jaren, heel veel over het denken en de gevoelens van mijn blanke medearbeiders en over de gevaren van het leven in de zwarte getto’s – werkloosheid, ellendige huisvesting, de verspreiding van drugs, politiegeweld. Ik kwam er – veel, veel later – ook achter dat het Federal Bureau of Investigation alles wat ik deed en zei nauwlettend in de gaten hield, in Buffalo en zelfs daarvoor op Harvard.

Doden of vluchten

ZD: Waarom koos je er tijdens het McCarthyisme voor om het VS-leger te verlaten en in Oost-Duitsland te gaan wonen?

VG: In juni 1950 begon de Koreaanse oorlog en daarmee een intense toename van anticommunistische hysterie en haat. Na een onderbreking van vijf jaar werden jonge Amerikaanse mannen opnieuw opgeroepen, in uniform gestoken en naar het buitenland gestuurd. Ik zou niet langer leren hoe ik een kar vol koperen rollen moest duwen of stalen platen uit een kraan moest halen, maar hoe ik moest salueren, marcheren, laden, richten en schieten met een geweer. Ik werd opgeroepen in januari 1951. Ik nam ontslag en keerde terug naar New York City, waar ik sinds mijn middelbare schooltijd niet meer actief was geweest en ik hoopte dat ik er politiek onbekend was. Ik werd geconfronteerd met twee grote problemen: Hoe zou ik ooit op Noord-Koreaanse of Chinese soldaten kunnen schieten? Hoe zou ik dat kunnen vermijden?

Maar een veel dringender vraag was: Moet ik de vereiste verklaring ondertekenen dat “ik geen lid ben en ook nooit ben geweest” van een communistische of communistisch gerelateerde organisatie? Ik was of was geweest in een dozijn organisaties, waaronder het Spanish Refugee Relief Fund, het Southern Negro Youth Congress (waar ik lid van was geworden met een solidariteitsbijdrage van $1), de Sam Adams School on Marxism, de eerder genoemde jeugdorganisaties en de Communistische Partij zelf. Volgens de McCarran-wet van 1950 had ik zo’n lidmaatschap bij de politie moeten melden als een “buitenlandse agent”. Bij niet-naleving kon iemand tot vijf jaar gevangenisstraf krijgen voor elke dag dat hij de regels niet naleefde (plus een boete van $10.000). Noch ik, noch iemand anders heeft ooit gehoor gegeven aan deze waanzin en in 1965 werd het ongrondwettelijk verklaard. Maar dit was 1951! Moet ik mijn lidmaatschappen toegeven? Uit pure angst ondertekende ik het papier, waarbij ik de vreselijke waarheid verzweeg in de hoop dat niemand me zou controleren tijdens mijn twee dienstjaren.

Nadat ik getekend had, een uniform, een helm en de eerste regels had ontvangen en nadat de zwarte dienstplichtigen gescheiden waren en naar het diepe zuiden waren gestuurd, belandden wij, blanke dienstplichtigen, in een kamp in Virginia, ook in het gesegregeerde zuiden. (In Richmond, op onze eerste vrije dag daar een paar maanden later, zag ik voor het eerst de scheiding in bussen die er in 1951 nog steeds was: Blanke mensen voorin en zwarte mensen achterin, zelfs toen er alleen voorin vrije plaatsen waren).

Na onze training werden we in twee groepen verdeeld; één groep werd naar Korea gestuurd om te vechten. De mijne – heel, heel gelukkig – werd naar de bezettingssoldaten in West-Duits Beieren gestuurd. Ik nam het risico om een drie maanden durende cursus tot radio-operator te volgen, wat betekende dat ik de morsecode leerde en ik in staat was om in het weekend naar veel interessante steden te reizen: München, Hamburg, Neurenberg. Ik ging tien dagen met verlof naar Italië en, daar niet in uniform, deed ik mee aan de gezamenlijke, toen nog geallieerde communistisch-socialistische parade en viering. Ik marcheerde en zong mee in de mooiste 1-mei-viering van mijn hele leven.

Kort daarna echter, met nog maar vijf maanden te gaan in mijn diensttijd, stond mijn wereld op zijn kop. Ik ontving een aangetekende brief van de juridische dienst van het VS-leger in Washington, waarin zeven organisaties werden genoemd waar ik lid van was, maar die ik niet had gemeld toen ik die verklaring tekende. Ik moest me zes dagen later melden bij een VS militaire rechter in Neurenberg. Ik wist dat de straf voor het verzwijgen van dergelijke lidmaatschappen – met andere woorden, meineed – kon oplopen tot vijf jaar in een militaire gevangenis: in die dagen van hysterie zou dat zelfs fysiek gevaarlijk kunnen zijn. Ik wilde mijn thuisland en de strijd om het beter en vreedzamer te maken door uitbuiting, racisme en armoede te verbieden, zeker niet, en misschien voor altijd, in de steek laten. Maar ik wilde absoluut niet achter de tralies van een GI-gevangenis belanden; daarom nam ik de beslissing om te deserteren of, zoals ik het zag: Ik koos voor vrijheid! De plaats die ik koos was ongebruikelijk; in 1952 werd de scheidingslijn tussen de Amerikaanse en Sovjetzones van Oostenrijk, in de stad Linz, gevormd door de rivier de Donau. Daar zwom ik, nadat ik mijn schoenen, jas en nieuwe camera in het stromende water had gegooid, van de ene wereld naar de andere.

Na enkele uren tevergeefs gezocht te hebben naar bunkers, tanks of andere rode leger verdedigingswerken van het “IJzeren Gordijn”, werd ik opgepakt door Oostenrijkse politieagenten en op mijn verzoek naar de plaatselijke Sovjetcommandopost gebracht. De volgende dag werd ik voor twee weken ondergebracht in een cel in hun Oostenrijkse hoofdkwartier – genoeg tijd om me lang af te vragen wat mijn lot zou zijn. Maar toen kreeg ik een compleet nieuwe set kleren, van hoed tot schoenen (“met een rode stropdas!”) en werd ik door Tsjecho-Slowakije naar het noorden gebracht, naar de (Oost-) Duitse Democratische Republiek (DDR), waar ik een nieuwe naam aannam, Victor Grossman, waarmee ik instemde om mijn familie te behoeden voor moeilijkheden door mij. Op de verkiezingsdag van 1952, de dag dat Dwight Eisenhower tot president van de VS werd gekozen, begon ik mijn eigen compleet nieuwe leven in een middelgrote stad in Saksen, de eerste weken in een hotel, daarna in een gemeubileerde kamer bij een vriendelijke familie.

Leven in de DDR

ZD: Kun je iets vertellen over je leven in Oost-Duitsland? Waarin verschilde het van West-Duitsland en de Verenigde Staten? Hoe dachten de Oost-Duitsers over het algemeen over hun leven? Leefden ze gelukkig in Oost-Duitsland?

VG: Ik wist dat het kleine Oost-Duitsland, zwaar vernield en arm aan bijna alle natuurlijke hulpbronnen behalve laagwaardige bruinkool, nog steeds bijna in zijn eentje naoorlogse herstelbetalingen deed aan Polen en de USSR, die door Duitse legers waren verwoest en de dood van zes miljoen Polen en zevenentwintig miljoen Sovjetburgers hadden veroorzaakt. Maar toen ik aankwam, slechts zeven jaar na een oorlog die ook deze stad Bautzen in Oost-Duitsland had getroffen, zag ik geen van de hongerige, haveloze mensen die ik misschien had verwacht bij het lezen van de westerse media; de winkels en restaurants boden ruim voldoende basisvoedingsmiddelen en basisgoederen. Er waren echter altijd tekorten en het aanbod was nog steeds Spartaans. De busdienst was nog niet begonnen; onder de weinige voertuigen op straat zag ik bestelwagens met twee wielen achter en één voor en enkele auto’s met een houtverbrandingsmotor. Veel avonden, en altijd onverwacht, viel de stroom plotseling uit; je moest altijd lucifers en kaarsen bij de hand hebben. In de meeste appartementen die voor de oorlog werden gebouwd, was er geen centrale verwarming en vaak ook geen doorspoeltoilet. Maar ik mopperde niet. Ik steunde de basisdoelen die nu werden aangekondigd en over het algemeen leek het dagelijks leven, ondanks alle problemen, vrij normaal.

Vijf maanden lang werkte ik in een grote fabriek, in een kleine ploeg die lange planken eiken en beuken droeg om te worden verzaagd voor de bouw van treinwagons. Dit vrij zware werk gaf me de kans om het te vergelijken met mijn werk in Buffalo. Het meest opvallende voor mij was dat er elke dag een stevige warme lunch was in de kantine, verzorgd door de vakbond en tegen een zeer lage prijs. Aangezien de lunch de hoofdmaaltijd van de dag is in Duitsland, met alleen een licht ontbijt en avondeten, hoefde ik niet veel boodschappen te doen of te koken. In Buffalo werd er niets anders aangeboden dan een sigarettenautomaat. Nog een verschil: in Buffalo kreeg ik één week vakantie; na drie jaar zou dit worden verhoogd naar twee weken, maar alleen als ik bij hetzelfde bedrijf bleef. In de DDR was er voor iedereen een jaarlijkse vakantie van minstens drie weken, zelfs als je van baan veranderde. En hier kon ik tijdens de werktijd de fabrieksdokter bezoeken als dat nodig was; zelfs winkelen was mogelijk in de coöperatieve fabriekswinkel. Als er geïmporteerde producten beschikbaar waren, zoals citroenen of rozijnen (nog steeds erg zeldzaam in de winkels in de stad) of verse kersen, aardbeien of tomaten, ging minstens één teamlid voor alle anderen langs, tijdens het werk. Soms ging het hele team in de rij staan. Over het algemeen heerste er een meer ontspannen sfeer, zonder conflicten tussen arbeiders en voormannen, deels omdat niemand bang was ontslagen te worden en er overal vacatures waren. (Bovendien waren huisuitzettingen bij wet verboden). Een klein voordeel: Lonen werden in die tijd contant uitbetaald, niet zoals in de Verenigde Staten, waar ze per cheque werden uitbetaald (wat vaak verlies betekende bij het innen ervan).

Ik verliet die baan en werd leerjongen. Ik leerde (tot mijn eigen verbazing als technisch imbeciel) hoe ik een draaibank moest bedienen. Later kon ik weer gaan studeren, vier jaar aan de school voor journalistiek van de Karl Marx Universiteit in Leipzig, een stad met een half miljoen inwoners, dus heel welkom voor mij als New Yorker. De school verschilde in veel opzichten van Harvard. Nieuwe studenten werden verdeeld in groepen van ongeveer vijfentwintig die bij elkaar bleven, niet alleen voor dezelfde colleges en seminars tijdens de eerste twee jaar, maar ook voor bezoeken aan de film of het theater en voor zelf georganiseerde avonden gewijd aan een schrijver of kunstenaar, sport (volleybal en tafeltennis). En ook voor het “politieke leven” – veel vergaderingen, een paar parades, en af en toe semi-vrijwilligerswerk, zoals het helpen van nieuwe coöperatieve boerderijen met het wieden van suikerbieten of het oogsten van aardappelen, het opruimen van de laatste resten oorlogspuin, het bouwen van een groot nieuw voetbalstadion of een keer, een week lang, helpen bij het stabiliseren van sporen in een gigantische open kolenmijn. Ondanks de spierpijn genoot ik van deze kansen om boeren, bouwvakkers en mijnwerkers te ontmoeten.

Zoals ik toen voelde – en later bevestigd zag – stond het leerplan onder invloed van twee verschillende krachten. De afdeling Agit-Prop van de Socialistische Eenheidspartij (SED), de dominante kracht onder de vijf politieke partijen in de DDR, hechtte veel belang aan de opleiding van politieke journalisten om meer mensen te overtuigen en te winnen voor het partijbeleid, de DDR en het socialisme. Het ministerie van Onderwijs betwistte dit doel niet, maar wilde meer nadruk leggen op het opleiden van journalisten die goed konden schrijven en een brede literaire en culturele achtergrond hadden. We hadden professoren en docenten van beide kanten. De nadruk op agitatie en propaganda in de media van de DDR had veel te vaak precies het tegenovergestelde effect van wat de bedoeling was. Ze waren vaak saai en repetitief en deden de mensen dikwijls afhaken. Ik leerde relatief weinig over goede journalistieke methodes (dat kwam later, toen ik met een deskundige journalist werkte). Maar ik had het geluk dat ik een zeer goede professor had in Duitse geschiedenis en een nog betere in de rijkdom van de Duitse literatuur – tot dan toe beide grotendeels onbekend voor mij.

Er was wel één groot verschil tussen de DDR en de Verenigde Staten: het collegegeld op Harvard, plus maaltijden, logement in een slaapzaal, medische en andere kosten, was nog steeds erg laag toen ik er studeerde, minder dan $1000 per jaar. Toch was dit moeilijk voor mij, ondanks een beurs van $500 ( op voorwaarde dat ik een B-gemiddelde zou behalen). Tegenwoordig bedraagt het jaarlijkse collegegeld er zo’n $60.000. In de DDR kostten alle universiteiten (voor mij en mijn beide zonen) niets, boden ze eten en onderdak aan tegen zeer lage kostprijs, plus genoeg maandelijkse bijstand om alle kosten van levensonderhoud te dekken, waardoor bij werken overbodig werd en studieschuld onbekend was.

Na vier jaar studie en mijn zeer geslaagd en gelukkig huwelijk (en de geboorte van onze eerste zoon) was mijn integratie in het dagelijkse leven en de mentaliteit van de DDR compleet. De Sovjetbezetter en de grotendeels communistische of linkse sociaaldemocraten die de leiding namen bij het oprichten en vormgeven van deze nieuwe staat, troffen een bevolking aan waarvan de fanatieke toewijding aan Adolf Hitler grotendeels (hoewel niet voor 100 procent) was vervangen door een cynische afwijzing van alle ideologie, en waar er maar weinigen tussen waren die hun lang onderdrukte of opgegeven linkse dromen en hoop herinnerden en opnieuw leven inbliezen. Mettertijd werd het, geleidelijk aan, mogelijk om een deel van de bevolking te winnen, (of op zijn minst naar een neutraal standpunt te geleiden), voor een beleid dat tegen een kapitalistische maatschappij was die geregeerd werd door dezelfde bedrijven die Hitler hadden groot gemaakt en die gigantische oorlogswinsten hadden gemaakt uit de extreme uitbuiting van dwangarbeiders uit bezet Europa, krijgsgevangenen en concentratiekampslaven. Aanvankelijk waren velen verbitterd over het geweld dat sommige Sovjettroepen tijdens de eerste weken van de bevrijding hadden gepleegd, waaronder veel gevallen van verkrachting. Toen ze echter meer te weten kwamen over de gruweldaden van de nazitroepen in de Sovjet-Unie en Polen, overwonnen steeds meer mensen hun gevoelens van haat en wrok jegens de Sovjets. Ze beseften dat die nu zorgden voor de armen, vooral de kinderen, dat scholen heropend werden en communicatie heropgestart, en dat er terug leven geblazen werd in het theater, de film en andere kunsten. Dit resulteerde in een aantal prachtige antifascistische toneelstukken, boeken en films.

Het was een samenleving vol verandering, een gecompliceerde kruisbestuiving. Meer en meer burgers kregen sympathie voor en werden loyaal aan de DDR, die voor de opbouw waren van een samenleving die niet gebaseerd was op hebzucht en winstbejag. Anderzijds waren er mensen die nog steeds terug wilden naar de gebieden in Polen, Tsjecho-Slowakije en elders, die ze onder dwang van de vier zegevierende mogendheden hadden moeten verlaten. Sommigen werden gemotiveerd door een aangeboren haat aan alles wat Russisch, communistisch of socialistisch was. Daarnaast waren er hypocrieten en carrièristen wiens enige ideologie het bemachtigen van hogere posities voor zichzelf was. ​ Op verschillende niveaus in het leiderschap waren er mensen die oprecht geloofden in een socialistisch doel, maar die dan zodanig dogmatisch waren dat ze elke ander standpunt dan hun officiële, zelfs de meest opbouwende kritiek, als “vijandige westerse propaganda” beschouwden.

Er was van in het begin werkelijk veel vijandige Westerse propaganda. Die grote industriële bedrijven wilden hun fabrieken terug! Vanaf het begin was er een constante aanvoer van uiterst geslepen Amerikaanse, Britse en West-Duitse propaganda via de radio en in publicaties die tot 1961 beschikbaar waren in West-Berlijn, dat midden in de DDR lag, en later via “West-TV”, die bijna overal in de DDR te zien was en de bevolking probeerde te verdelen en te overtuigen. De belangrijkste werkwijze was door aan te tonen hoe ver het kapitalistische Westen al vooruit was, met zijn modieuze kleding, moderne apparaten, snelle, hippe auto’s en de mogelijkheid om boeiende reizen over de hele wereld te maken. En, natuurlijk, hoeveel vrijheid er was in “het Westen” (behalve dan voor de communisten, wiens partij werd onderdrukt en vervolgens verboden in 1956).​ Om de jongeren te beïnvloeden waren er de nieuwste muziektendensen, en flauwe grappen waren een vast onderdeel van het arsenaal.

Eén slimme grap ging over China: Tijdens een officieel staatsbezoek vroeg de premier van de DDR, Otto Grotewohl, aan Mao Zedong: “Zeg, Mao, je hebt hier verbazingwekkend veel bereikt. Maar er zijn zeker nog wel mensen die die tegen het partijbeleid zijn. Hoeveel zijn er dat, schat je?” “Nou, Otto,” was het antwoord, “onder ons gezegd, denken we dat het er nog zo’n 16-17 miljoen zijn.” Waarop Grotewohl antwoordde: Echt? Ongeveer evenveel als bij ons, dus!” (De DDR-bevolking telde op dat moment 17 miljoen mensen).

Deze grap, hoewel sterk overdreven, bevatte net iets te veel waarheid. In maart 1952 stelde Jozef Stalin de vorming voor van een verenigde, democratisch gekozen Duitse staat, vrij van bezettingstroepen maar, net als Oostenrijk en Finland, zonder banden met militaire overeenkomsten. Een dergelijke unie werd al snel afgewezen door zowel West-Duitsland als de Verenigde Staten, waardoor de kleine DDR gedwongen werd zijn eigen nieuwe industrie op te bouwen, die nu openlijk gericht was op socialisme. De DDR nam deze zeer moeilijke taak op zich maar maakte daarbij veel fouten vervreemde te veel mensen van zich. In juni 1953 kwamen duizenden vooral werkende mensen, te beginnen met Oost-Berlijnse bouwvakkers op de grote bouwplaats van de Stalin Allee, in opstand tegen de vele harde maatregelen, vooral tegen de verhoogde werkquota die gericht waren op een hogere productiviteit. Bij de protesten waren ook stoere, rechtsgezinde jongeren uit West-Berlijn overgekomen om mee kiosken en een warenhuis in brand te steken. Het door de CIA gesponsorde radiostation in West-Berlijn moedigde de protesten aan en verspreidde oproepen tot een algemene staking. Het protest kende niet veel bijval en werd binnen een paar dagen onderdrukt met de hulp van Sovjettroepen en tanks, maar deze kritieke gebeurtenis luidde veel belangrijke veranderingen in: herstelbetalingen aan de USSR werden stopgezet, repressieve maatregelen werden teruggedraaid, strengere werkquota werden verlaagd, de elektriciteit voor woningen kon niet meer zomaar afgesloten worden, en er werden grote pogingen ondernomen om de levensstandaard in alle opzichten te verbeteren. Steeds meer mensen konden nu koelkasten, wasmachines, tv’s en mooiere kleding kopen en verbeteringen aanbrengen aan hun tuin- of weekendbungalows, die veel DDR-burgers op het platteland bezaten.

Er waren nog meer ups en downs in de DDR, vaak bepaald door gebeurtenissen in de buitenwereld: in West-Duitsland en vooral in de USSR, waar Nikolai Chroesjtsjov Stalin opvolgde, en op zijn beurt vervangen werd door Leonid Brezjnev. Zij voerden elk een ander beleid met betrekking tot de relaties met de DDR, waar de USSR nog een groot aantal troepen gestationeerd had. De beroemdste gebeurtenis was de bouw van de “Berlijnse Muur” in augustus 1961, tijdens een periode van extreme spanningen in de Koude Oorlog. Daarmee kwam een einde aan de ongecontroleerde beweging van mensen en publicaties tussen Oost en West in de verdeelde stad en dus in heel Duitsland – een uiterst ongelukkige daad, maar wel een die president John F. Kennedy omschreef als “geen erg mooie oplossing, maar een Muur is een stuk beter dan een oorlog”.

Meest verrassend is wellicht dat na de bouw van de Muur de grootschalige West-Duitse braindrain een halt werd toegeroepen en de economie van de DDR veel sterker begon te groeien dan ooit tevoren. De levensstandaard bleef er stijgen. Er werden veel nieuwe fabrieken gebouwd en ondanks een steeds feller wordende propagandacampagne vanuit het Westen, om met alle mogelijke middelen druk te zetten op familieleden, deskundigen en professionals in de DDR, bereikte de regering onder leiding van de Socialistische Eenheidspartij de hoogste mate van populariteit in haar hele bestaan, naar schatting zo’n 70 procent. Das was geen geringe prestatie na het bittere verleden van Duitsland.

Voor mij, opgegroeid in de Verenigde Staten, was veel van wat ik daar ontdekte zeer indrukwekkend, zo niet wonderlijk. De maandelijkse belasting voor de sociale zekerheid stoorde me niet, en ik waardeerde het zeer dat mijn negen weken in het ziekenhuis met hepatitis, met alle onderzoeken en behandelingen, plus twee revalidatiekuren van vier weken – de ene in een prachtig landgoed dat vroeger toebehoorde aan de miljonairs van Siemens, de andere een jaar later in Karlsbad, Tsjecho-Slowakije – niet alleen kosteloos waren maar ik ook 90 procent van mijn salaris bleef ontvangen. De drie rheumakuren van mijn vrouw, waaronder één in de gezonde bergen van Polen, waren tevens gratis en met behoud van loon. Tandzorg, nieuwe tanden, brillen, hoorapparaten en medicijnen op voorschrift werden verkregen zonder dat ik mijn portemonnee moest openen. Dat gold ook voor alle kosten in verband met de geboorte van mijn twee zonen (inclusief ritten naar het ziekenhuis, de ene in een ambulance, de andere, meer gehaast, in een taxi). Mijn vrouw kreeg zes maanden volledig betaald zwangerschapsverlof (plus nog eens zes maanden als ze dat wou – onbetaald, maar met een gegarandeerde baan), plus een flinke financiële subsidie die in vijf schijven werd uitbetaald om de gezondheid te verbeteren: de eerste twee schijven kreeg ze toen ze voor een prenatale controle naar de dokter ging, de grootste schijf toen ze beviel en nog twee daarna, voor de postnatale controles voor haarzelf en de baby.​ Ook daarna bleef alles gratis: crèche, kleuterschool, school, stage of universiteit en zelfs postdoctorale studies. Als ze geen plannen had voor het krijgen van een kind, of al alle kinderen had die ze wenste, dan waren na 1972 abortussen en hulp bij anticonceptie gratis. Werkende vrouwen en alleenstaande vaders kregen elke maand een betaalde vrije dag, de zogenaamde Dag van het Huishouden. Daarvan kunnen ze in mijn thuisland enkel dromen.

Afrekening met het fascisme

ZD: Wat waren de verschillen tussen Oost- en West-Duitsland wat betreft het elimineren van de invloed van het fascisme?

VG: Er waren drie geesten die een hoofdrol speelden in West-Duitsland na 1945. Een daarvan was die van de oude Pruisische kanselier Otto von Bismarck. Veel van het sociale vangnet dat zo’n indruk op me maakte in de DDR bestond ook in West-Duitsland en was al in de jaren 1880 ingevoerd door von Bismarck: ongevallen- en invaliditeitsverzekeringen en ouderdomspensioenen, voornamelijk bedoeld om de arbeiders te sussen en hun militantisme te ondermijnen. Zo ook werd de achturige werkdag in 1918 door de Weimarrepubliek ingevoerd om de revolutionaire geest te bedwingen die in Duitsland was ontstaan na de nederlaag in de Eerste Wereldoorlog.

Een tweede geest, die dan in het voordeel speelde van de West-Duitse arbeiders, was de rivaliteit met de DDR na 1945. Om de vele redenen die ik eerder opsomde, hadden ze daar vanaf het begin een hogere levensstandaard. Maar in veel opzichten had de DDR gunstigere arbeidsvoorwaarden, volledige jobzekerheid voor jong en oud, een algemeen gebrek aan druk en stress op de werkvloer en veel meer gelijkheid voor vrouwen. Hierin zagen de rijken en de de machtigen in het westen een bedreiging. Zouden hierdoor sommige West-Duitse arbeiders naar het oosten beginnen te kijken en een deel van wat ze zagen leuk vinden? Of zouden anderzijds sommige Oost-Duitse arbeiders naar het westen kijken en daar sommige goede eigenschappen beter waarderen? Dit moest worden tegengewerkt. Dit betekende dat de Westerse vakbonden, wanneer ze onderhandelden met de bazen, als het ware de DDR als een onzichtbare aanwezigheid aan hun kant van de tafel hadden zitten, wat resulteerde in een grotere flexibiliteit van de werkgevers en betere kansen om toegevingen te krijgen, vaak zonder stakingen en de daaruit voortvloeiende (en verontrustende) strijdbaarheid.

Het derde spook, dat niet alleen de werkende mensen trof, was dat van het Hitleriaanse fascisme. Toen de Federale Republiek in 1949 werd opgericht, ontdekten haar leiders al snel twee cruciale poorten naar de begeerlijke club van “Westerse democratieën”. Een daarvan was het luidkeels afkeuren van Hitlers fout benoemde nationaal-socialisme, het prijzen van de democratie en het oprichten van federale en deelstaatparlementen met gekozen afgevaardigden van een verscheidenheid aan partijen, die nu zeer zelfingenomen anti-Hitler (en liefst ook anticommunistisch en anti-USSR) waren.

De andere was een luide veroordeling van Hitlers grootste misdaad en hoofdzonde, de Holocaust tegen de Joden. Om deze nieuwe ontkenning te bewijzen, moesten herstelbetalingen worden gedaan aan die Joodse overlevenden of hun families die in het Westen woonden – en moest Israël worden bevriend, gesteund en gesubsidieerd. Elke afwijking van deze standpunten bracht de aanvaarding van Duitsland in het gedrang en moest publiekelijk aan de kaak gesteld en veroordeeld worden.

Maar weg van de toespraken van politici en de citeerbare Duitse media, gecamoufleerd onder het luide, opvallende oppervlak, behielden of grepen minder bekende voormalige nazi’s de macht en deelden zij bijna alle lakens uit! De overgrote meerderheid van de schoolleraren en schooldirecteuren, die soms in de eerste jaren waren ontslagen, werd weer aangesteld. Pro-Nazi professoren, die zich eerst op de achtergrond hielden, gaven al snel weer lezingen aan studenten. Rechters en aanklagers van justitie die hongerige slavenarbeiders, twijfelaars, beschermers van Joden en buitenlanders en vooral leden van verzetsgroepen naar de dood door de guillotine hadden gestuurd, stonden nu weer aan de balie, tot op het hoogste niveau, en veroordeelden zelfs lastige linkse activisten, waarvan sommigen voordien al in nazi-gevangenissen en -kampen hadden geleden. Beleidsvergaderingen van politiechefs waren eerder reünies van oude bevriende nazi-agenten en Gestapo functionarissen. Ook in de media wemelde het van beproefde nazi-journalisten, vaak op topposten.

Dit ging tot in regeringskringen. Mijn eerste echte baan in Oost-Berlijn was met een Engelse journalist en zijn nieuwsbrief. Hij zond die naar Engelstaligen, vooral in Groot-Brittannië, waaronder alle Labour-parlementsleden, en corrigeerde daarin de verdraaiingen over het leven in de DDR. Hij ontmaskerde ook vooraanstaande nazi’s in de Bondsrepubliek. In één nummer publiceerden we een wereldkaart waarop we elk land waar de West-Duitse ambassadeur lid was geweest van de Nazipartij met een hakenkruis aanduidden. De kaart stond vol, met nauwelijks uitzonderingen, van Chili tot Nieuw-Zeeland, van Washington tot Londen en Pretoria. Een paar, met de meest wrede verledens, moesten worden ontzet uit hun positie. Ons bulletin werd gehaat of gevreesd door menig zogenaamde diplomaat.

Oude nazi’s voelden zich ook thuis in het federale kabinet. Een van hen werd kanselier, een ander president. Tien van de eenentwintig ministers in het kabinet van Ludwig Erhard (1963-66) waren lid geweest van de Nazipartij, elf waren officieren in de Wehrmacht geweest. De minister van Buitenlandse Zaken was bij de Sturmabteilung geweest. Minister Theodor Oberländer had zich als hooggeplaatste officier aangesloten bij de Oekraïense nationalist Stepan Bandera (tegenwoordig een held in Oekraïne) bij het vermoorden van duizenden Joden, Polen en Russen in Lvov in 1941. Dertien van twintig onderministers hadden goede banen in Hitlers tijd, zoals Ludger Westrick, die aan het hoofd stond van Duitslands grootste aluminiumbedrijf, dat nazi-oorlogsvliegtuigen had gebouwd. Karl Friedrick Vialon was verantwoordelijk voor het inventariseren van de kleding en andere bezittingen van 120.000 vermoorde Joden uit de getto’s van Riga en Wit-Rusland.

Een sleutelfiguur was Dr. Hans Globke (1898-1973), die in 1938 het initiatief leidde om een “J” in de paspoorten van Joden te zetten om zo te voorkomen dat ze Duitsland zouden ontvluchten, en vervolgens Joodse mannen dwong om de tweede naam “Israël” aan te nemen en Joodse vrouwen “Sara”, om identificatie te vergemakkelijken, eerst voor de repressie en daarna voor de deportatie naar de vernietigingskampen. Vijftien tot vijfentwintig jaar later, van 1953 tot 1963, werd Globke, als hoofd van het bureau dat verantwoordelijk was voor regeringsbenoemingen onder kanselier Konrad Adenauer, beschouwd als de “op één na belangrijkste man” van (West-)Duitsland.

Het was Globke die ervoor zorgde dat nazi-luitenant-generaal Reinhard Gehlen, hoofd van Hitlers militaire inlichtingendienst aan het oostfront en na de oorlog een belangrijke expert in het vormgeven van de nieuwe CIA in Washington, in 1955 naar München kon verhuizen en daar de gelijksoortige Bundesnachrichtendienst (BND), of Federale Inlichtingendienst, oprichtte, bemand met tientallen voormalige SS- en Gestapo-moordenaars.

Twee andere groepen waren bijzonder verontrustend. Betreffende de Bundeswehr, de strijdkrachten, zei minister van Defensie Franz-Josef Strauss: “Er moet continuïteit van traditie zijn tussen de Duitse soldaten van de Tweede Wereldoorlog en de Duitse soldaten van de toekomst. De taken van de toekomstige soldaat zullen dezelfde zijn als die van de oudere generatie soldaten.”​ In 1957 werd generaal Adolf Heusinger het eerste hoofd van de Bundeswehr. In 1923 noemde hij Hitler “de man die door God gezonden was om de Duitsers te leiden”. Tijdens de oorlog hielp hij de strategie plannen voor alle campagnes van Hitler, waaronder de massamoorden op dorpelingen in Joegoslavië, Griekenland, Rusland en Oekraïne. In 1961 werd hij gepromoveerd tot voorzitter van het Permanent Militair Comité van de NAVO in Washington.

Zijn opvolger als topofficier in Duitsland was generaal Friedrich Foertsch, die door de Sovjet-Unie was veroordeeld voor het opzettelijk vernietigen van de oude steden Pskov, Poesjkin en Novgorod en die vervolgens op persoonlijk verzoek van kanselier Adenauer werd vrijgelaten. Hij werd in 1964 opgevolgd door generaal Heinrich Trettner, ooit kapitein van de nazi Luftwaffe eenheid die in 1937 tijdens de Spaanse Burgeroorlog de niet-militaire stad Guernica verwoestte, zoals te zien is op het beroemde schilderij van Pablo Picasso. Na Trettner waren er geen oude nazi-generaals meer.

Nog angstaanjagender, misschien, ondanks hun gepolijste uiterlijk, waren de gigantische oorlogsmisdadige bedrijven. Ze werden op 10 juli 1945 beschreven in het rapport van een senaatssubcommissie geleid door de openhartige senator Harley Kilgore van West Virginia:

Hitler en de nazi’s waren laatkomers … Het waren de kartels en de monopolies – de leiders van de kolen-, ijzer- en staal-, chemicaliën- en wapenindustrie – die Hitler eerst in het geheim en daarna openlijk steunden om hun meedogenloze plannen voor wereldverovering te versnellen … Uw subcommissie stelt vast dat de Duitse economie werd ontwikkeld als een oorlogseconomie, en dat haar enorme industriële potentieel grotendeels onbeschadigd is gebleven door de oorlog … dat de leidende Duitse industriëlen niet alleen net zo verantwoordelijk zijn voor oorlogsmisdaden als de Duitse generale staf en de nazi-partij, maar dat zij tot de vroegste en meest actieve supporters van de nazi’s behoorden, die zij gebruikten om hun plannen voor wereldverovering te versnellen, en dat deze industriëlen de belangrijkste bewaarders blijven van Duitslands plannen voor hernieuwde agressie.

De bedrijven van deze oorlogstokers-Bayer, BASF, Krupp-Thyssen, Siemens, Rheinmetall, Heckler en Koch, Mercedes-Benz- al langer dan een eeuw beroemd, blijven vandaag de dag nog even beroemd en machtig als altijd.

Hoe was dit in de Oost-Duitse DDR? Het was precies andersom. In overeenstemming met het Potsdam Akkoord van de drie belangrijkste machten in juli 1945, verdwenen nazi-leraren uit de schoollokalen, nazi-rechters en officieren van justitie werden geweerd uit de rechtszalen, nazi-politieagenten verloren hun insignes. DDR-diplomaten en politieke leiders waren nu mensen die door de nazi-regering in ballingschap waren gedwongen, die hadden gevochten tegen de fascisten in Spanje, het verzet en antifascistische legers, of die de nazikampen en gevangenissen hadden overleefd.

Er zijn maar weinig overtuigde nazi’s doorheen geglipt. Sommigen waren artsen die, ongeacht hun verleden, hard nodig waren in de eerste hongerige, koude jaren van tyfus, difterie en tuberculose. Er waren ook enkele militairen. West-Duitsland zag er bij de wederopbouw van zijn leger binnen de NAVO geen graten in om zo’n vierhonderd voormalige generaals van de Wehrmacht glimmende nieuwe uniformsterren en hernieuwde controle te geven. De DDR had bijna geen middelen om de West-Duitse Bundeswehr het hoofd te bieden, behalve een klein aantal dat in Spanje vocht, meestal in de gelederen. Dit leidde ertoe dat het zich richtte tot die paar Wehrmacht-officieren die zich tegen Hitler hadden gekeerd – niet na 1945, toen zijn nederlaag nauwelijks nog een alternatief bood, maar eerder, toen de oorlog nog bezig was. Hieronder bevonden zich ook enkelen, vaak nadat ze verraden en in de steek gelaten waren door Hitler in de slag om Stalingrad, die het aandurfden om medegevangen officieren te trotseren en overtuigde antifascisten te worden. Sommigen van hen, die hun vroegere opvattingen verwierpen en de DDR steunden, waren bereid om te helpen bij de opbouw van nieuwe strijdkrachten, waaronder negen generaals (in tegenstelling tot de ongeveer vierhonderd voormalige generaals die de Bundeswehr opbouwden). Zelfs deze negen, hoewel geaccepteerd als antifascisten, werden in 1957-58 zo snel mogelijk met pensioen gestuurd. In tegenstelling tot de Bundeswehr waren de enige militaire tradities die werden geëerd die van volksrebellen en antifascistische helden.

Hoe zit het met die kartels en monopolies waar de subcommissie van senator Kilgore voor had gewaarschuwd? Op 30 juni 1946 stemde 77,56 procent van de kiezers in een referendum in de belangrijkste industriestaat van de DDR, Saksen, in met de confiscatie van de ongeschonden of door de oorlog beschadigde bezittingen van deze bedrijven, vanwege hun enorme oorlogsmisdaden, zoals de uitbuiting van dwangarbeid, met afschuwelijke kosten aan ellende en dood. Deze bezittingen werden dan “volkseigendombedrijven”, waarbij alle inkomsten ofwel naar de werknemers gingen als eerlijk betaalde lonen en salarissen, ofwel naar sociale uitkeringen voor het volk. Geen van hen werd ingericht voor private winst. In de andere DDR-staten werden wetten met dezelfde inhoud aangenomen.

Redenen voor de ineenstorting

ZD: Wat veroorzaakte de ineenstorting van Oost-Duitsland en de val van de Berlijnse Muur? Welke problemen waren er in die tijd in Oost-Duitsland en waarom wilden veel Oost-Duitsers de Berlijnse Muur oversteken om in West-Duitsland te gaan wonen?

VG: Ik denk dat de fundamentele reden voor de ineenstorting simpelweg was dat de andere kant sterker en rijker was. Maar over veel factoren wordt nog steeds gediscussieerd door degenen onder ons die de DDR zagen als een moeilijke maar moedige poging om een fatsoenlijk, antifascistisch en zelfs socialistisch Duitsland te creëren.

Het was vanaf het begin een verbazingwekkende prestatie dat na mei 1945 een klein aantal toegewijde linkse mensen, voornamelijk communisten, tegenover een gedemoraliseerde, cynische en meestal vijandige bevolking in dit arme kleine landje het voortouw kon nemen bij de opbouw van een staat met een hoge levensstandaard en cultuur, bijna volledig vrij van armoede. En dit ondanks het verlies van de meeste van zijn bekwame (maar pro-Nazi) ingenieurs, managers en academische experts, en ondanks het feit dat het door een groot deel van de wereld werd gedenigreerd en verstoten.

Een belangrijke reden waarom meer burgers dit niet waardeerden en het op alle mogelijke manieren probeerden te behouden was zeker geworteld in dat menselijk falen van het consumentisme. Naast de slimme scherpe minachting voor alles in de DDR, bood West-TV in soapseries en reclamespots een constante vertoning van mooi verpakte goederen, met het effect, zo niet de bedoeling, om de die van het Oosten voor zich te winnen. Werkzekerheid? Gratis kinderopvang, medische zorg en universiteit? Spotgoedkope huur, vakanties, boeken, platen en theater? Dit alles werd steeds meer als vanzelfsprekend beschouwd door elke nieuwe generatie, die daarentegen mopperde over de lange wachttijden voor een privételefoon of een kleine Trabant. Helaas was het erg moeilijk om aan die vroege computers te komen. Er was geen kans op een Mercedes of zelfs een Harley-Davidson of Marlboro’s of zelfs maar een proefpoging van “wiet”. Nee, zelfs geen bananen! Velen noemden de gebeurtenissen van 1989-90 zelfs de “bananenrevolutie”.

Waarom kon de DDR de achterstand niet inhalen? Ik heb de fundamentele geografische en historische nadelen genoemd. Er was ook eenvoudigweg een gebrek aan ervaring in een nieuwe vorm van economie, in tegenstelling tot het eeuwenoude, goed geoliede model in het Westen, met zijn door winstbejag gedreven “wortel en stok”-maatschappij. De wortel: die hardnekkige Amerikaanse hoop om “snel veel geld te verdienen”, om hogerop te komen, om rijker te worden – misschien gewoon een nieuwe bar openen, misschien een trefzeker idee ontwikkelen voor een nieuwe app of gsm-nieuwigheid, of een nieuwe mode. Zovelen hebben alle mogelijke investeringsbronnen bij elkaar geschraapt voor een geweldige nieuwe “betere muizenval” onderneming. Vaak genoeg mislukt het of gaat het failliet, met alle miserie voor de ondernemer en degenen die hij heeft ingehuurd. Maar sommigen slagen, worden groot en misschien gekocht door een ouder of groter bedrijf. De markt wordt gevuld met steeds nieuwe mode en goederen en veel klanten zijn tevreden. Zulke motiverende wortels waren uiterst zeldzaam in de DDR, omdat niemand miljoenen winst kon maken.

De stok ontbrak ook. Niemand vreesde failliet te gaan of zijn baan te verliezen. Betekent dit dat mensen zich niet “uitputten” als ze aan het werk zijn, wat de lagere productiviteit van de DDR helpt te verklaren? Wat betreft het beheer door de arbeiders zelf van de fabrieken waar ze zogezegd eigenaar van waren, bleek het gemakkelijker om kort na een revolutie het enthousiasme van de arbeiders op te wekken – ook na een merkwaardige revolutie van bovenaf, zoals die in de jonge DDR – dan om jarenlang en generaties lang een hoog niveau van interesse te behouden. De meeste mensen waren aan het einde van een werkdag meer geïnteresseerd in naar huis gaan voor het avondeten, familie, TV of, in het weekend, films, voetbal kijken, genieten van hun bungalows en tuinen, dan in rokerige vergaderingen te zitten om verbeteringen in de fabriek te bespreken.

In plaats van stokken zou er idealiter de nadruk moeten liggen op een goede organisatie, moreel en een gevoel van “erbij horen” tussen de werknemer en de werkplaats. Er werd veel gedaan om nauwere werkrelaties tot stand te brengen, zoals aangename ontbijtruimtes, een lunchroom met getrainde koks (en meestal een diëtist), een crèche voor de peuters van de werknemers, vaak een bibliotheek of soms een boekwinkel. Er was ook iemand om vakanties toe te wijzen, instructeurs voor de leerlingen, soms een personeelslid om vrouwen aan te moedigen om hoger op de managementladder te komen en, natuurlijk, veiligheidsinspecteurs. Naast de gewone managers was er minstens één vakbondsorganisator en één partijorganisator. Veel van deze bedrijven hadden ook secretatiaten. Grote bedrijvencomplexen hadden hele “culturele paleizen” met muziek-, dans- en hobbygroepen zoals fotografie – en filmgroepen met betaalde lesgevers. Er waren ook trainers voor verschillende sportteams, hun aantal werd bepaald door de grootte van de fabriek.

Een groot grote aantal van deze mensen heeft, ondanks hun vele inspanningen, de lijnen op de productiviteitsgrafieken misschien niet veel opgekrikt, maar ze hebben wel enig succes gehad in het creëren van een andere werksfeer dan in het Westen. Daar betekende de “stok” van het systeem dat er extreme druk werd uitgeoefend op steeds minder werknemers om steeds meer smakelijke, fel verpakte, verleidelijke maar onnodige (of zelfs schadelijke) kleding, accessoires, fastfood, te zoete dranken, opioïden, giftige pesticiden, SUV’s en apparatuur om testers te bedriegen en te verslijten na de garantieperiode. De DDR slaagde er ook niet in om via internet bestelde aankopen de volgende dag te leveren. In een ideale maatschappij zal een dergelijke druk op magazijnmedewerkers met tijdklokken om hun pols, haastige fietsbezorgers, vrachtwagenchauffeurs zonder rustpauzes, allemaal symbolen van de huidige ontwikkeling, verleden tijd zijn. Maar zolang de rivaliteit tussen Oost- en West-Duitsland duurde, waren topsnelheid en topproductiviteit factoren die niet genegeerd konden worden – en het Westen lag altijd voor!

In de jaren tachtig kreeg de DDR te maken met drie grote obstakels die een gestage verbetering in de weg stonden. Ten eerste, met het oog op de enorme moderne militaire opbouw in West-Duitsland, in samenwerking met Rheinmetall, Raytheon, Lockheed, enzovoort, werd het noodzakelijk geacht om de strijdkrachten van de DDR uit te bouwen. Hoewel het nooit kon tippen aan het Westen, vreesde het te ver achterop te raken. Dat heeft miljarden gekost.

Ten tweede, hoewel de wereldhandel voor de DDR na 1973-74 gemakkelijker werd, toen ze eindelijk diplomatieke erkenning kreeg van de meeste landen, moest ze gelijke tred houden met de laatste ontwikkelingen in haar export om ingevoerde grondstoffen en consumptiegoederen te kunnen betalen. Een belangrijk exportproduct, gereedschapsmachines van topkwaliteit, vereiste nu ook moderne elektronica. Maar waarvandaan? De USSR had dergelijke apparatuur zelf nodig. Bedrijven als IBM en Sony mochten hun producten niet aan Oost-Duitsland verkopen. De kleine DDR moest zijn eigen halfgeleiders, chips en andere benodigdheden ontwikkelen. Dat kostte miljarden meer.

Ten derde slaagde Erich Honecker er in 1971 in om de ouder wordende Walter Ulbricht opzij te duwen en de leiding in handen te krijgen. Hij kon daarbij uiteraard op de steun rekenen van Brezjnev in Moskou, die een hekel had aan de ideeën van Ulbricht over economische decentralisatie en aandacht voor marktprincipes (die misschien in de richting gingen die later door China en Vietnam werd gevolgd). Honecker vond het verstandig om de bevolking voor zich te winnen door de nadruk te leggen op hogere lonen, meer steun voor moeders en ouderen en vooral betere huisvesting. Er werd een gigantisch bouwprogramma opgestart, met de belofte om iedereen tegen 1990 van een modern huis te voorzien en dit te doen zonder de extreem lage huur- en kruideniersprijzen te verhogen.

Het was een bewonderenswaardig idee; voor het einde van die periode werden bijna twee miljoen nieuwe of gerenoveerde woningen beschikbaar gesteld. Maar ook dit kostte miljarden en Honecker weigerde de harde onmogelijkheid onder ogen te zien om dergelijke programma’s voort te zetten en tegelijkertijd zwakke industriële sectoren te helpen, schulden te verminderen en de begroting in evenwicht te brengen. De resulterende wanverhoudingen leidden tot een bijna-ineenstorting in 1989. Een zieke, politiek geïsoleerde Honecker werd op 18 oktober van dat jaar afgezet, maar het was jammer genoeg al te laat.

Vijanden en inspraak

Er waren andere redenen voor de ondergang, binnen een paar jaar, van alle leden van het Warschaupact, niet in het minst de CIA of haar opvolgers en haar Duitse zuster. DDR-leiders waren geen partij voor hen. Honecker controleerde, net als Ulbricht voor hem, de kleine kring van het Politbureau van de SED-partij dat alle fundamentele beslissingen nam. Veel van de leden waren in hun jonge jaren volledig geëngageerd geweest en gehard in de strijd tegen de fascisten, Ulbricht was actief in ballingschap. Honecker zat tien jaar in een nazi-gevangenis, en anderen in de Spaanse burgeroorlog, de ondergrondse of waren in het geheim actief in concentratiekampen. Deze mannen (bijna allemaal mannen) bleven volledig toegewijd aan het opbouwen en verdedigen van hun levensdoel, een socialistische wereld ten voordele van alle mensen. Maar in een kleine staat die gevaarlijk in zijn voortbestaan werd bedreigd, kozen ze voor een sterk centraal gezag en samenhorigheid zonder verschillen en verdeeldheid die vijandige tegenstanders in staat zouden kunnen stellen om een wig te drijven en voet aan de grond te krijgen. Eigenlijk denk ik dat elke regering die zich bedreigd voelt de neiging heeft om autoritairder te worden, zoals de Verenigde Staten tijdens hun grote oorlogen.

Als dit er echter toe leidt dat grote aantallen burgers het gevoel hebben dat ze weinig inspraak hebben in de besluitvorming of er zelfs van worden uitgesloten, dan kunnen de gevaren toenemen in plaats van afnemen. Met een van Honeckers trawanten die de economische ontwikkeling strak in de hand hield terwijl zijn fouten en falen niet bekritiseerd konden worden, was een ramp moeilijk te voorkomen. Dit gold nog meer voor de staatsveiligheid, de Stasi. De media, die ook nauwlettend in de gaten werden gehouden door een vriend van Honecker, verdoezelden de gevaren die op de DDR afkwamen en schepten in een stijve, hoogdravende taal op met hun zelfingenomen, zelfvoldane berichten over economische successen (die duidelijk overdreven of vals waren), een meerderheid lachte hen uit met een onvriendelijke lach, die voor sommigen uiteindelijk uitmondde in woede.

De officiële rechtvaardiging van de DDR voor deze onderdrukking van uiteenlopende meningen, of van elke discussie over alternatieven, was dat elke kritiek onmiddellijk zou worden misbruikt door degenen aan de andere kant van de grens om het socialistische experiment te verzwakken, te verdelen en uiteindelijk te vernietigen. Daar zat veel waarheid in: het lot van het socialisme in Chili of van Gorbatsjovs Glasnost in de USSR worden vaak aangehaald als duidelijke bewijzen. Zelfs de kleinste fout of blunder, de kleinste zwakte of wandaad – en welk land ter wereld is 100 procent vrij van corruptie? – wordt aangegrepen en verdraaid door een vaak slim gecontroleerde “vrije pers”. Alle meningsverschillen op lagere niveaus of, beter nog, dichtbij de top, worden uitvergroot en gebruikt om publieke afkeuring aan te moedigen. Dergelijke argumenten tegen een vrijere pers in de DDR kregen steun van zelfingenomen vleiers die echte opbouwende kritiek snel bestempelden als “rood vlees voor vijanden van buitenaf”, maar in werkelijkheid bang waren dat hun eigen ontoereikende of zelfzuchtige werk aan het licht zou komen. Welke kritiek was juist en gerechtvaardigd, en welke was vooral voer voor “schadelijke westerse propaganda”? Het veiligste antwoord voor sommige leiders was om geen risico’s te nemen.

Een belangrijk resultaat hiervan was natuurlijk dat grote delen van de bevolking regelmatig naar het “nieuws van de andere kant,” keken dat, hoewel overdreven, vervormd en vaak onjuist, slim en interessant werd gepresenteerd, met de belangrijkste boodschappen aantrekkelijk gekaderd, als gesneden salami, tussen inhoudsloze beschrijvingen van koninklijke of beroemde liefdeslevens, gedetailleerde onheils- en misdaadrapporten, opgewonden sportverslaggeving, of een vernisje van ruimdenkende discussie, minus linkse standpunten.

Ik denk nog steeds dat de belangrijkste redenen voor de ondergang van de DDR (afgezien van haar kwetsbaarheid toen haar bondgenoten overliepen) de slimheid, flexibiliteit en vooral de materiële kracht van de overwinnaars in termen van grondstoffen was, evenals het gebrek aan verstandhouding tussen versleten, vaak overjarige leiders die zichzelf als onfeilbaar beschouwden en een bevolking die kon zien en voelen dat ze dat niet waren. Ze verklaren ook waarom zo weinigen vochten om de DDR te redden, ondanks tientallen jaren van echt succes om een verrassend groot aantal mensen te winnen van fascistische, cynische of oppervlakkige denkwijzen naar een algemene steun voor socialistische ideeën – een verbazingwekkende prestatie die in de laatste twee of drie jaar steeds meer vervaagde.

Na de val van de Muur

ZD: Wat gebeurde er na de val van de Berlijnse Muur met het leven van de mensen in het voormalige Oost-Duitsland? Uw boeken en artikelen gaan over de negatieve gevolgen van de val van de Berlijnse Muur, zoals de-industrialisatie, werkloosheid, verlies van bestaanszekerheid, enzovoort. Hoe heeft dit zich ontvouwd?

VG: Op 4 november 1989 eindigde een lange, vrolijke parade met een grote bijeenkomst op de Alexanderplatz, het centrale plein van Oost-Berlijn, waar zo’n twintig sprekers opriepen tot een hervorming van de DDR – maar niet tot de afschaffing ervan. Maar de regerende Socialistische Eenheidspartij, de SED, had duidelijk de controle verloren en de opening van de Berlijnse Muur vijf dagen later betekende het begin van het einde. Op 8-9 december gooide de partij haar oude leiders eruit, koos nieuwe leiders, verwierp formeel haar aanspraak op dominantie, veroordeelde de “stalinistische methoden” uit het verleden en voegde al snel de woorden “Partij van de Socialistische Democratie” toe aan haar titel. Maar binnen drie maanden was de teerling geworpen, de Rubicon overgestoken. De verkiezingen op 18 maart 1990 bezegelden het lot van de DDR met de overwinning van een alliantie van rechtse partijen die verbonden waren aan de christendemocraten van de West-Duitse kanselier Helmut Kohl, die de deelnemers aan goed georganiseerde bijeenkomsten enthousiast had gemaakt met de belofte dat de eenwording spoedig “bloeiende landschappen” zou brengen met “niemand slechter af dan voorheen en velen beter af”. De sociaaldemocraten, op de tweede plaats, namen in principe een vergelijkbare positie in, terwijl de enige pro-DDR-partij, op de derde plaats maar met slechts 16 procent, tot een verliezend achterhoedegevecht werd gedwongen.

Waarschijnlijk was de concrete impuls voor Kohls overwinning, meer dan de bloesem, zijn belofte van die magische “West-Mark” – voor een meerderheid betekende dat een einde aan het Oosterse minderwaardigheidscomplex en een gelukkig nieuw leven met al die snelle auto’s, modieuze kleren en fascinerende reizen – en natuurlijk de symbolische bananen en heel veel ander lekkers.

Een koudere wind, slechts elf dagen nadat de beslissende stemmen waren geteld, was de aankondiging van de West-Duitse staatsbank dat één Oost-Mark slechts een halve West-Mark zou waard zijn, met andere woorden een verhouding van één op twee. Na woedende protesten werden er uitzonderingen gemaakt; de gewenste één-op-één verhouding zou worden toegekend aan volwassenen voor 4000 Oost-Marken, voor 6000 Oost-Marken aan mensen van 60 jaar of ouder en voor 2000 Oost-Marken aan elk kind onder de 14 jaar.

De woede over deze zeer beperkte cadeaus werd grotendeels ingeslikt toen op zondag 1 juli, klokslag middernacht, de allereerste West-Marken werden uitgedeeld. Een gretige menigte drong zo hard om bij de eersten te zijn dat naar verluidt een man zijn rib brak. Al snel raasden toeterende auto’s door de lanen, met blije Oostduitsers die zwaaiden met West-Duitse vlaggen en handenvol van het magische nieuwe papiergeld.

Op maandag gingen de winkels open, maar ze waren verbazingwekkend veranderd. Tijdens het weekend waren de producten uit de DDR vervangen door westerse producten: van mooi verpakte worst en yoghurt met fruitsmaak tot fauteuils, tapijten en koelkasten, allemaal glanzend en nieuw, met de beroemde bedrijfslogo’s waar de Oostduitsers al jaren naar keken op West-TV. In de weken die volgden, stonden de straten vol met gebruikte, nog goede maar afgedankte DDR-meubels, die werden vervangen door nieuw verwesterde slaapkamers, woonkamers en badkamers. Menig kleine Trabant werd achtergelaten op straat, terwijl Opels, Fiats en Volkswagens de straten in de stad begonnen te vullen. De boekenwinkels werden gevuld met reisgidsen, doe-het-zelf boeken, opzichtige paperbacks met schaars geklede schoonheden op de omslagen en eerder verboden politieke werken van George Orwell, Aruther Koestler en vooral Leon Trotsky. Miljoenen en miljoenen DDR-boeken waren ineens verdwenen – niet alleen die van Karl Marx of V. I. Lenin, maar ook knappe kunstboeken, klassiekers en vertalingen van Amerikaanse bestsellers werden allemaal letterlijk op vuilnisbelten gedumpt of op een andere manier vernietigd (ook een van mij).

Maar al snel begon men te beseffen dat zelfs knapperige nieuwe West-Marken niet aan de bomen groeiden en op de een of andere manier verdiend moesten worden. Maar waar? Op diezelfde 1 juli werden alle 8.500 staatsbedrijven van de DDR overgenomen door een nieuw West-Duits overheidsorgaan, de Treuhand-Anstalt (“Trustagentschap”); niet alleen fabrieken, energiecentrales en mijnen, maar ook grote restaurants en hotels, de meeste grootschalige volkshuisvesting, de DEFA filmstudio’s, het staatsapotheeknetwerk, en zelfs circussen, plus ongeveer 2,4 miljoen hectare landbouwgrond en bossen. Met meer dan vier miljoen werknemers was het agentschap de grootste industriële onderneming ter wereld geworden. Het was haar taak om zichzelf te verscheuren, om ze allemaal te privatiseren op de “vrije markt” – dat wil zeggen, ze te verkopen, op te splitsen of te sluiten.

Veel fabrieken waren inderdaad verouderd of in slechte staat, omdat er niet genoeg geïnvesteerd werd als gevolg van de allesoverheersende behoefte aan modern staal, machines en landbouwmachines. Maar sommige waren recent gebouwd, vernieuwd en ultramodern. Hun overlevingskansen, zelfs als ze geprivatiseerd zouden worden, werden echter met de maand kleiner, omdat hun belangrijkste buitenlandse klanten, de Oostbloklanden, nu niet meer met de vroegere “transferroebels” zouden moeten betalen, maar met moeilijk te krijgen westerse valuta. Waarom nog een voormalig DDR-product kopen, ongeacht de kwaliteit, als ze voor een vergelijkbare prijs een flitsend, beroemd product uit Japan, de Verenigde Staten of West-Duitsland kunnen krijgen? West-Duitse consumenten die DDR-producten per post hadden besteld omdat ze goed maar goedkoop waren, zouden nu “normale prijzen” moeten betalen. Zelfs de lokale markt droogde op, omdat Oost-Duitse klanten zich haastten om de merkproducten te kopen waar ze zo naar verlangd hadden en die nu binnen handbereik lagen op de schappen van de supermarkten. Oostduitse producten, als ze er al waren, lagen helemaal onderaan.

Als een fabriek geluk had, werd ze opgekocht door haar voormalige West-Duitse concurrent, vaak een heersende reus, en gebruikt om onderdelen te maken, profiterend van de lagere lonen, langere uren en intimiderende druk van dreigende werkloosheid. Vele werden echter voor een appel en een ei opgekocht, van verkoopbare machines ontdaan en vervolgens aan hun lot overgelaten. Een treinreis door industriegebieden toonde lege bakstenen fabrieken vol graffiti, kapotte ramen en wijdverspreide verwaarlozing. Slimme oplichters verdienden miljoenen, terwijl miljoenen werknemers hun baan verloren. In 1994 waren miljarden aan economische waarde van de DDR op mysterieuze wijze omgezet in schulden. Dit kwam zogezegd door de inefficiëntie van de DDR.

Een groot aantal administratieve kantoren werd ook gesloten of sterk ingekrompen, wat nog eens twee miljoen banen kostte. Het management werd dan overgenomen door tweede- of derderangs “experts” uit het Westen, die speciale “junglebonussen” kregen voor de opoffering die het werken in het “achterlijke Oosten” met zich meebracht. Sommigen pendelden en werden “Dimidos” genoemd, die dinsdag, woensdag en donderdag (Dienstag-Mittwoch-Donnerstag) werkten als manager in het oosten, maar langere weekenden thuis doorbrachten in het westen in Hamburg of Essen.

Ik gaf cursussen Academisch Engels aan wetenschappers van de Oost-Duitse Academie van Wetenschappen. Toen die in 1991 werd gesloten, vonden een paar van de bekendste professoren werk in andere landen of kerkziekenhuizen. Maar de meeste van mijn studenten, met of zonder artsentitel, verloren hun baan en vaak ook hun wetenschappelijke beroep. Aan de universiteiten werd bijna het volledige onderwijzend personeel in de sociale wetenschappen eruit gegooid: geschiedenis, recht, talen, sociologie, filosofie. Professoren in de natuurwetenschappen werden beoordeeld door een comité van westerse rivalen; als ze ook maar enig contact hadden gehad met de Stasi”, wat de meeste wetenschappers hadden als ze naar het westen reisden of westerse apparatuur nodig hadden, of zelfs maar een kleine functie hadden bekleed in een eenheid van de Socialistische Eenheidspartij, werden ze verdreven, erger behandeld zelfs dan de Joodse academici die in de eerste jaren van Hitler werden verdreven.

Bijna alle radio- en tv-journalisten werden ontslagen en alle programma’s werden geschrapt, behalve een goed avondprogramma voor kinderen, het “Zandmannetje”. Ook talloze journalisten van de kranten verloren hun job. Alle kranten werden verdeeld onder westerse uitgevers, die allemaal scherpe anti-DDR standpunten hadden. Een vriend van mij, een goede journalist, behield zijn baan bij een geïllustreerd tijdschrift, maar als ondergeschikte van een nieuwe jonge westerling zonder enige kennis van Oost-Duitse zaken, gewoonten of wensen, maar met een hoger salaris, totdat ook dit populaire tijdschrift ten onder ging zoals de meeste van zijn Oost-Duitse broers en zussen.

Veel steden waren gecentreerd rond één of twee fabrieken, die generaties lang werk boden aan de werknemers of degenen die ze bedienden. Toen zij hun deuren sloten, deden de steden dat ook. Jongere koppels vertrokken, net als veel jonge vrouwen, op zoek naar werk in West-Duitsland of in het buitenland, terwijl veel jongens, die zich minder goed zonder moeder konden redden, rondhingen zonder doel en weinig hoop, totdat fascistische types uit het Westen – of die verstopt zaten in het Oosten – hen begonnen te organiseren. Maar het waren vooral de oude mensen die bleven. In de steden probeerden ontslagen dertigers, mannen en vrouwen de eindjes aan elkaar te knopen door verzekeringspolissen of andere goederen te verkopen. Triest uitziende vijftigers en zestigers wandelden troosteloos door de straten en parken.

Na de eerste welkomeuforie hadden veel “Wessies” de neiging om neer te kijken op hun armere Oost-Duitse “broeders en zusters”. Ze werden overweldigend gehaat door de “Ossies”, de Oost-Duitsers.

Ostalgie

ZD: Veel Oost-Europeanen missen nu hun leven onder het communisme. Dit fenomeen bestaat ook in Duitsland, waar het Ostalgie wordt genoemd. Hoe doet dit fenomeen zich voor?

VG: Ost betekent Oost in het Duits. Het woord Ostalgie werd uitgevonden door de media om nostalgische herinneringen en emoties van Oost-Duitsers over hun gezonken schip, de DDR, te beschrijven. Het is het duidelijkst te zien op de incidentele “Oostmarkten” waar voedingsmiddelen en andere producten worden aangeboden die ooit in elke DDR-kruidenierswinkel werden verkocht, maar die vervolgens in de nu geprivatiseerde supermarkten werden geminacht, of op zijn best verbannen, naar schappen die te hoog of te laag zijn om er gemakkelijk bij te kunnen. Maar na een tijdje begonnen mensen zich te herinneren hoe goed ze waren: Het wasmiddel Spee, mosterd uit Bautzen, Rotkäppchen (Roodkapje) champagne met een rode dop, een aantal favoriete bieren, verschillende soorten worst, vruchtenconfituur en, het meest bekend, de heerlijke dille augurken uit het Spreewald ten zuiden van Berlijn. Hoewel deze producten niet langer worden geproduceerd door overheidsbedrijven, maar door bedrijven die winst willen maken, zien we dezelfde goede ingrediënten, recepten, namen en verpakkingen terugkeren. Op “Oostmarkten”, die vaak maar een paar dagen open zijn, is het altijd op de koppen lopen.

Hoe zit het met houdingen over meer fundamentele aspecten van dat systeem, het DDR-socialisme (officieel nooit “communisme” genoemd, dat werd gezien als een toekomstig doel, dat alleen haalbaar was met totale overvloed)? Die zijn nog steeds zeer verscheiden, net als toen. Sommigen hielden van de DDR, van haar prestaties en toekomstdromen, anderen haatten haar en wilden kapitalisme en rijkdom (voor degenen die het hadden of voor degenen die hoopten rijk te worden als het geluk hun kant op kwam), terwijl de meerderheid aarzelde en van mening veranderde, vaak beïnvloed door persoonlijke successen of mislukkingen – een beter huis, een nieuwe auto, een promotie of het diploma van een kind – of een teleurstelling, vaak een vertraging of mislukking in diezelfde zaken.

Maar de wereld draait verder; weinig Oost-Duitsers (een recente peiling schatte 10 procent) willen nog een terugkeer naar de DDR, op zijn best een onrealistische droom. Zelfs trouwe aanhangers herinneren zich de vele zwakheden die de ondergang hebben bevorderd. Zo was er bijvoorbeeld de overcentralisatie van de planning met te weinig reactie op de noden van de markt en veel te weinig inbreng van de bevolking in de regering, met een topzwaar leiderschap van een zeer klein groepje, dat ongetwijfeld een beter leven voor iedereen wilde, maar privileges en extraatjes voor sommige leiders toestond (hoewel die zeer bescheiden waren in vergelijking met die privileges in het kapitalisme). Er was zeker ook de stoffigheid en regulering in de media en de kunsten; de onhandige pogingen in de scholen om jonge zieltjes voor zich te winnen, die maar al te vaak het tegenovergestelde bereiken; en de alomtegenwoordigheid van de Stasi. Sinds de eenwording wordt de nadruk op dergelijke kwalen in de hoofden van de mensen gehamerd, niet langer alleen in kanalen van de “andere kant”, maar in alle kanalen, alle media, alle collegezalen en bijna alle klaslokalen. Zelfs kleine afwijkingen van deze officiële denigrering vereisten vaak echte persoonlijke moed.

De ontvangst van dergelijke druk, die bijna elke avond en in elke publicatie werd herhaald, werd sneller geaccepteerd door degenen die een goede baan, een goede auto, een goed huis en aangename reizen hadden gevonden en van wie de kinderen zich een universiteit konden veroorloven en een carrière konden uitbouwen. Dit was het geval met misschien een derde van de Oost-Duitsers, die zelden spijt hadden van de ommekeer en verdwijning in 1990.

Een heel andere groep, ook ongeveer een derde, bestond uit mensen die uit hun DDR-banen waren gezet en vervolgens geen fatsoenlijk werk vonden in de markteconomie. Sommigen waren senioren, hadden weinig pensioen of hadden de pensioengerechtigde leeftijd nog niet bereikt, sommigen hadden ongewenste beroepen of capaciteiten. Velen van hen waren alleenstaande moeders die hun kinderen probeerden te voeden met het lage loon van deeltijdse of tijdelijke jobs of met een of andere vorm van complexe overheidssteun, duidelijk bedoeld om mensen aan een fatsoenlijke baan te helpen en hen in afwachting genoeg te geven voor huur en verwarming plus een absoluut minimum, genoeg om de meesten van hen ervan te weerhouden om te bedelen, op straat te slapen of te verhongeren. In 2021 leefde ongeveer 15,8 procent van de Duitse bevolking, ongeveer dertien miljoen mensen, onder de officiële armoedegrens. Meer dan 2,5 miljoen van hen waren kinderen – één op de vijf – en de percentages lagen in het oosten veel hoger dan in het westen. Ongeveer twee miljoen mensen waren voor een deel afhankelijk van voedselpakketten, uitgedeeld door centra die aan hun limieten zaten, omdat ze te weinig steun kregen in de vorm van geld of goederen.

Eén verhaal bleef me bij. In DDR-tijd gaf een altijd vrolijke supermarktverkoopster ons tips over goede en lekkere kaasaankopen. Na de eenmaking, nu maakt de winkel deel uit van een gigantische westerse keten, vertelde ze ons, iets minder vrolijk, dat toen ze had gevraagd om een wijziging in haar vakantieplanning zodat ze die met haar jonge zoon kon doorbrengen, ze bruusk te horen kreeg: “Je neemt je vakantie op wanneer wij dat zeggen!”. Twee maanden later vertelde ze het ons, met tranen in haar ogen: “Vandaag ben ik ontslagen!” Ze voegde eraan toe: “Is dit waar we voor gestemd hebben?” Een maand later zag ik haar kazen verkopen op een kleine draagbare tafel in een winderig treinstation.

Naarmate de decennia verstreken, was het leven voor velen in het oosten tot op zekere hoogte genormaliseerd. Degenen die 50 jaar of ouder waren toen de Muur werd geopend, stierven uit; degenen die toen ouder waren dan 35, bereikten de pensioengerechtigde leeftijd. Grote aantallen jongeren waren naar West-Duitsland verhuisd om een baan te vinden, hadden een nieuw vak geleerd of hadden op de een of andere manier een nieuw leven gevonden, misschien in de nieuwe productielocaties in steden als Leipzig of Dresden, waar filialen van grote westerse concerns lagere lonen en slechtere omstandigheden boden dan in het Westen, maar er waren ten minste jobs. Deze groep vond niet echt de beloofde “bloeiende landschappen”, maar genoot wel van de toeristische reismogelijkheden en het grote assortiment consumptiegoederen, toch in zoverre ze zich die konden veroorloven. Als je met elkaar overweg kon, was de Ostalgie niet zo sterk.

Maar zelfs in deze groep bleef er wrok en bitterheid over het feit dat ze gedegradeerd waren tot een “tweederangsburgers”. Wat je veel hoorde in de fabrieken was dit: “In de DDR-tijd, als je slim was, zei je niets slechts over Honecker of de hoge pieten van de partij. Maar je kon alles zeggen over of tegen je ploegbaas of manager. Niemand kon worden ontslagen. Vandaag is het andersom. Je kunt Helmut Kohl bekritiseren zoveel je wilt. Maar wees voorzichtig met wat je zegt tegen of over je ploegbaas!” Velen hadden inderdaad het gevoel dat de sfeer in de DDR-fabrieken en -winkels gemoedelijker was en dat de arbeiders een sterkere stem hadden. In sommige families gaven ouders en grootouders herinneringen door aan betere kinderopvang, meer gelijkheid voor vrouwen, lagere huurprijzen en goedkoop openbaar vervoer en de afwezigheid van facturen voor medische en tandheelkundige zorg, geneesmiddelen op recept en gezondheidshulpmiddelen.

Maar het was in tijden van crisis, zoals die van 2007-08, toen velen hun baan verloren, dat de herinneringen aan een aspect van het leven in de DDR sterker werden, ongetwijfeld het belangrijkste aspect ervan: het gevoel van veiligheid. Niemand was bang om zijn baan te verliezen, grote schulden te maken of uit zijn huis gezet te worden.

Vandaag de dag groeit de angst dat dergelijke crisissituaties zich opnieuw zullen voordoen. Banen zijn op dit moment niet zo schaars, maar de kosten voor boodschappen rijzen de pan uit: gewone levensmiddelen – bakolie, bakkerijproducten, vlees, fruit en groenten, boter en kaas worden duurder en duurder. Het ergste van alles is dat ook de huurprijzen blijven stijgen en stijgen, terwijl de beloofde laaggeprijsde appartementen grotendeels beloften blijven. Veel economen voorspellen nog moeilijkere tijden; de boycot van Russisch gas en olie en de aankoop van dure vervangproducten van Amerikaanse fracking bronnen of het Nabije Oosten belooft niet veel goeds. Velen vrezen zowel hogere prijzen als koudere huizen. Zal dit leiden tot meer gedachten over het leven voor 1990 en wat mensen toen allemaal hadden?

Ja, er is wat Ostalgie en de oostmarkten lopen overvol. Maar het is onduidelijk in hoeverre de gedachten aan de oude DDR terug te vinden zijn in de politiek, of het nu positief of negatief is.

Links in Duitsland

ZD: Welke linkse partijen bestaan er? Hoe ontwikkelen ze zich tegenwoordig?

VG: De grootste tegenstander van het Hitleriaanse fascisme en – met uitzondering van de Joodse en Roma-Sinti bevolking – degene die de meest tragische verliezen leed door haar moedige ondergrondse verzet, was de Communistische Partij van Duitsland (KPD). Nadat het fascisme in 1945 werd verslagen, deed de partij haar best om haar kracht van voor Hitler terug te krijgen en zo snel mogelijk te werken aan een beter socialistisch Duitsland.

In Oost-Duitsland vormden ze in 1946 samen met de Sociaal-Democratische Partij (SPD) de SED en drie jaar later, in de pas opgerichte DDR en met steun van de Sovjet-Unie, werd de SED de heersende “partij van de arbeidersklasse”. De vier kleinere partijen uit de middenklasse onderkenden haar overheersende rol. Deze eenwording van de twee belangrijkste arbeiderspartijen werd uitgeroepen als een ommekeer in hun vooroorlogse vijandigheid die Hitler aan de overwinning had geholpen. Maar in West-Duitsland werd deze samensmelting veroordeeld als een “verplicht huwelijk” en verboden. In 1956 werd de Communistische Partij daar buiten de wet gesteld, haar kantoren werden gesloten, haar publicaties werden verboden en een aantal van haar leiders werden gearresteerd.

Twaalf jaar later, in 1968, stond de door de SPD geleide regering van Willy Brandt haar wedergeboorte toe in West-Duitsland, maar alleen onder de omgekeerde naam Duitse Communistische Partij, DKP. De twaalf jaar met alleen geheime, verboden activiteiten hadden de organisatie nog kleiner en zwakker gemaakt dan voorheen, maar ze kon rekenen op een zekere steun van de DDR.

In 1990 werd de DDR dan zelf opgeheven. Nadat de SED de meeste van haar oude leiders had verdreven, besloot ze om te blijven bestaan terwijl ze zich verontschuldigde voor haar zonden en repressie in het verleden, “stalinistische methoden” afwees en zichzelf de naam Partij voor Democratisch Socialisme (PDS) gaf.

Maar in 1992 waren er nog maar ongeveer 100.000 trouwe socialisten over van de voormalige 2,25 miljoen leden. Sommigen waren gestopt vanwege teleurstelling over het falende leiderschap in de laatste DDR-jaren, maar de meesten die vertrokken waren deels (of helemaal) lid, niet in de eerste plaats vanwege hun innerlijke overtuiging, maar vaker vanwege de extraatjes en privileges die werden toegekend aan degenen die lid werden – en die partijplichten vervulden zoals maandelijkse bijeenkomsten en vormingssessies en, voor veel mannen, militaire oefeningen “om hun fabriek en hun republiek te verdedigen”. Na 1989-90 haakten ze massaal af; een dergelijk lidmaatschap zou alleen maar nadelen en problemen met zich meebrengen in een verenigd Duitsland dat geregeerd werd door anticommunisten.

Het leven was echt niet eenvoudig voor linkse mensen in de eerste jaren van het herenigde Duitsland. Wie sympathie toonde voor de verloren DDR werd vaak, al dan niet terecht, beschuldigd van Stasi-connecties. Van 2002 tot 2005 vertegenwoordigden twee eenzame vrouwelijke afgevaardigden de PDS in het parlement, verstoten, met zitplaatsen helemaal achterin en met amper rechten.

Maar de regeringscoalitie van SPD en Groenen bleek zo reactionair, zowel door het voeren van oorlog tegen Servië als met nieuwe regels die eigenlijk werkloze Duitsers discrimineerden, dat in 2005 de verguisde PDS-partij tot bijna ieders verbazing 8,7 % van de stemmen en 53 zetels won.

Toen volgde nog een grote overwinning! SPD-leden in West-Duitsland, vooral vakbondsleden, walgden zo van de rechtse wending van hun partij dat ze zich afsplitsten en een nieuwe alternatieve fractie vormden, die zich dan in 2007 verenigde met de, grotendeels Oost-Duitse, PDS om een nieuwe partij te vormen onder de naam Die Linke (Links). Twee jaar later won die een verbazingwekkende 11,9 procent van de stemmen, met 76 afgevaardigden in de Bondsdag (waarvan 42 vrouwen).Zij joeg alle andere partijen, rechts of (centrum-)links, de stuipen op het lijf. Zelfs de SPD begon, na een reeks slechte uitslagen in peilingen en verkiezingen, terug een bijna vergeten linkse allure aan te nemen.

Hoewel Die Linke haar vorige recordhoogte niet herhaalde, behaalde ze toch een zeer respectabele 8,6 % in 2013 en een verbeterde 9,2 % in 2017, waarmee ze de prestigieuze positie van sterkste oppositiepartij in de Bondsdag in de wacht sleepte. Ze boekten ook successen in verschillende deelstaten, vooral in Oost-Duitsland, waar ze deel gingen uitmaken van verschillende coalitieregeringen en de grootste werd in Thüringen. Ondanks hysterische kreten uit de rechtse hoek over een “bolsjewistische” of “Stasi” machtsgreep, werd een zeer gematigde politicus van Die Linke, Bodo Ramelow (een West-Duitse vakbondsleider – een van de velen die na de éénwording naar het Oosten verhuisden), de eerste minister-president van Die Linke. Zijn sterke persoonlijkheid en spreekvaardigheid hielpen hem om sinds 2014 in functie te blijven.

Elders in Oost-Duitsland zijn het juist de successen van Die Linke die niet tot nieuwe hoogten, maar tot een glibberige neerwaartse glijbaan hebben geleid. De frustratie van veel kiezers, wier levensstandaard nog steeds precair was, hun banen onzeker en slecht betaald, en hun status als tweederangsburgers nog steeds even verontrustend, sloeg om in verzet tegen “diegenen aan de top”-“het establishment”. Dit leidde tot een verzwakking van de band tussen jongere, ambitieuze politieke leiders van Die Linke en de Oost-Duitse arbeidersklasse en werklozen. De belangrijkste oorspronkelijke basis van de partij, zij die trouw bleven aan hun sterk veranderde partij na de éénwording, waren met hun SED-DDR achtergrond nooit gewend geweest aan stakingen of actieve, buitenparlementaire oppositie. Zij accepteerden vaak hun ambitieuze nieuwe leiding zonder contestatie, ondanks hun gebrek aan strijdbaarheid op het terrein. Deze ouder wordende “getrouwen” stierven uit, veelal zonder de fakkel door te geven. Misschien afgezien van Thüringen en twee West-Duitse deelstaten, Hamburg en Bremen, begon het voortbestaan van Die Linke er steeds brozer uit te zien.

Een belangrijke oorzaak van het kelderende ledenaantal en de dalende populariteit was de bittere interne strijd, steevast naar buiten gebracht door een vijandige pers. Helaas dus viel Die Linke uiteen in twee tegengestelde groeperingen vanwege meningsverschillen over enkele zeer fundamentele kwesties.

De hervormingsgezinde groep, die zichzelf misleidend “progressieven” is gaan noemen, heeft altijd gehoopt om Die Linke in regeringscoalities binnen te loodsen, vooral met de SPD en de Groenen, die als “centrum-links” worden beschouwd. Dit lukte op één na in alle vijf Oost-Duitse staten, in de West-Duitse stadstaat Bremen en in de hoofdstad van Duitsland, Berlijn. In Thüringen leidde de partij de dans en veroverde de functie van minister-president voor de populaire Ramelow.

Compromissen op deelstaatniveau bleken mogelijk, hoewel ze er meestal toe leidden dat Die Linke achteraf zwakker stond dan ervoor. Maar de hervormers keken naar het nationale niveau, waar cruciaal buitenlands beleid bij komt kijken. Sommige “tolerante” leiders van de SPD en de Groenen toonden zich schoorvoetend bereid om de klopjacht op rood uit het verleden te vergeten en Die Linke te accepteren als partner (en leverancier van de nodige Bondsdagzetels), maar ze hielden altijd vast aan één basisvereiste: het moest zijn verzet tegen de agressieve NAVO, tegen versnelde herbewapening en tegen Duitse deelname aan gewapende conflicten buiten zijn grenzen opgeven.

Sommigen in Die Linke, zoals Ramelow, waren er zo op gebrand om volledig geaccepteerd te worden als een gerespecteerde “democratische” partij met kabinetszetels dat ze opriepen tot “geven en nemen” en een bereidheid om deze kwestie te bagatelliseren. Of zoals Ramelow zei.”Soms zijn compromissen raadzaam”. Maar de oppositionele militantengroep was het daar absoluut niet mee eens. Zulke compromissen zouden de partij beroven van haar bestaansreden: de enige echte “Partij van de Vrede”! Het zou haar van haar ziel beroven.

In een andere belangrijke kwestie verwierpen de hervormers, die altijd hoopten op regeringsdeelname, elke positieve toespeling op de DDR die, net als het NAVO-standpunt, overeenkomsten met de SPD en de Groenen in de weg zou staan. Ramelow en zijn linkse collega’s in Thüringen accepteerden een algemene aanduiding van de DDR als “onrechtvaardig”. Deze complete capitulatie, ondanks een occasionele goedkeuring van het socialisme in een vage toekomst, leek gelijk te staan aan het aanvaarden van Die Linke als een gerespecteerd onderdeel van een liberale status-quo.

De meer linkse groep veroordeelde de excessen en wreedheden van de DDR, maar herinnerde ook aan haar prestaties op sociaal gebied, haar internationale rol in Chili en Zuid-Afrika, voor de Spaanse antifascisten, en, haar belangrijkste prestatie, het verbannen van de oorlogsmisdadige concerns en banken en het invoeren van winstvrij publiek eigendom van alle grote ondernemingen. Het ontwerp van een nieuw, verbeterd en democratisch socialisme de bewuste basis blijven voor Die Linke, daarbij lessen trekkend uit zowel de goede als de slechte aspecte .

Tijdens de campagne van 2021 leidde de hoop op toetreding tot een regeringscoalitie tot een bijna totale terughoudendheid in het bekritiseren van de SPD en de Groenen. Velen geven dit geknuffel de schuld van het rampzalige resultaat, 4,9%, waarmee ze de vereiste 5% voor deelname aan de Bondsdag niet haalden. De fractie werd gered door een gelukkige uitzondering: als 3 of meer afgevaardigden de eerste plaats behalen in hun district, dan wordt de volledige evenredige vertegenwoordiging van hun fractie gered. Precies 3 kandidaten haalden het, 2 in Berlijn en 1 in Leipzig, waardoor de 39 zetels voor de partij gered werden (hoewel, veel minder dan de vorige 69).

De oorlog in Oekraïne heeft deze tegenstellingen op scherp gezet, omdat moest beslist worden over de gigantische militaire opbouw, de rol van de NAVO en wapens voor Kiev, maar ook voor Saoedi-Arabië en andere landen in oorlog. Die benadrukte ook de primaire noodzaak op een staakt-het-vuren en onderhandelingen, met de hoop op toekomstige verzoening en ontspanning.

Veel van het geruzie draaide rond één enkele persoonlijkheid, Sahra Wagenknecht, een van Duitslands beste redenaars, buitengewoon populair bij tv-kijkers en altijd controversieel. In een feitelijke maar emotioneel geladen toespraak in de Bondsdag sprak ze zich krachtig uit tegen de NAVO en de totale, blijvende breuk met Rusland die door bijna alle Duitse politici, inclusief sommigen op links, oorlogszuchtig wordt genoemd.

Wagenknecht had veel aanhangers in de partij, maar ook veel tegenstanders, die de overhand hadden maar er niet in geslaagd zijn om genoeg steun te behouden of te winnen onder hen die hun belangrijkste machtsbasis zouden moeten zijn: de Duitse arbeidersklasse, de werklozen, de slechtbetaalden en de arme gepensioneerden. Een splitsing van de partij zou beide partijen te zwak maken om zetels in de Bondsdag te winnen en zo een vitale en hoognodige stem op het politieke toneel te verliezen tegen de economische en politieke elite. Of een mogelijke daling van de levensstandaard zal leiden tot nieuwe strijdlust binnen en buiten links zou wel eens cruciaal kunnen zijn in het bepalen van het lot, niet alleen van de partij die Die Linkse heet, maar ook in de opbouw van een echte oppositie tegen een door monopolies gedomineerd, internationaal ambitieus Duitsland dat nu uit is op expansie, vooral in Eurazië, waarvoor senator Kilgore ooit waarschuwde.

Er zijn andere linkse partijen in Duitsland. Sommigen vereren Leon Trotski, anderen bewonderen Jozef Stalin, prijzen de woorden van Mao Zedong, Kim Il-Jung of zelfs Enver Hoxha van Albanië of een combinatie daarvan. Ze zijn onbeduidend in aantal en overtuigen minder dan 1 procent van de kiezers.

Eén kleine partij is echter de aandacht waard: de oude Duitse Communistische Partij, verboden in 1956 en nieuw leven ingeblazen in 1968 als DKP, is nog steeds actief, nog steeds zeer toegewijd aan de zaak van het socialisme. Ze probeert de oude communistische tradities voort te zetten (sommige wijs, sommige fout, maar zeker moedig) van de partij die in 1919 werd opgericht, grotendeels door de grote Karl Liebknecht en Rosa Luxemburg vlak voordat ze werden vermoord. Ze heeft haar eigen meningsverschillen en splitsingen gehad, soms over het al dan niet steunen van Die Linke bij verkiezingen, ondanks de zwakheden van die partij (of, voor sommigen in de DKP, regelrechte uitverkoop of verraad van socialistische idealen). De DKP kandidaten kregen in 2021 in hun eentje ongeveer 15.000 stemmen, terwijl Die Linke, hoewel ze de 5 procent niet haalden, er 2.270.000 kreeg. Maar links heeft, ondanks de meningsverschillen, één gevaarlijke en gemeenschappelijke rivaal.

Extreemrechts

ZD: In de afgelopen jaren hebben sommige extreemrechtse politieke partijen zich heel snel ontwikkeld in Duitsland, zoals Alternative für Deutschland (AfD). Vanwaar komen deze extreem-rechtse partijen ? Welke invloed zullen ze hebben op Duitsland en de wereld?

VG: Een groot deel van de wereld wordt tegenwoordig bedreigd door extreemrechts. Maar Duitsland heeft vanwege zijn economische kracht, zijn centrale positie in Europa en zijn militaire potentieel – en vanwege zijn Hitleriaanse verleden – altijd speciale aandacht verdiend.

In de Overeenkomst van Potsdam tussen de Verenigde Staten, Groot-Brittannië en de USSR werd afgesproken om het fascisme en zijn wortels uit te roeien. In de Sovjetzone ging dit zijn onmiddellijke gang, en met volle kracht. In de drie westelijke zones werden een paar van de meest beruchte nazi-leiders en generaals opgehangen, gevangen gezet (maar al snel amnestie verleend) of weggemoffeld richting Zuid-Amerika. De nieuwe regering die in 1949 werd gevormd, en haar media, werden het nooit moe om hun diepe geloof in vrijheid en democratie en hun afkeer van Hitler te verkondigen. Maar in de schaduw herwonnen voormalige nazi’s of nazi-aanhangers bijna hun volledige invloed in overheidsinstellingen, het nieuwe leger (Bundeswehr), het diplomatieke korps, justitie en politie, de academische wereld en een groot deel van de media, terwijl de economische giganten, de oorlogswoekeraars, hun vroegere macht terugwonnen. Globke, een van de rabiaatste antisemieten in Nazi Duitsland, werd een topman in West-Duitsland, tweede in rang na kanselier Adenauer, van wie hij adviseur was. Hij was het die ervoor zorgde dat Hitlers anti-Sovjet meesterspion Gehlen Washington, waar hij had geholpen de CIA op te bouwen, ruilde voor München in West-Duitsland voor een zelfde taak: de uitbouw van een spionagenetwerk gericht op de USSR en Oost-Europa, specifiek Oost-Duitsland. Een groot deel van zijn staf bestond (in het geheim) uit voormalig nazi-tuig en massamoordenaars. Maar openlijk pro-fascistische politieke partijen waren internationaal gezien gênant voor Duitsland; een poging om er één op te richten in 1949 behaalde een verrassende 11 procent in één deelstaat, maar werd wettelijk verboden in 1952.

In de loop der jaren werden andere partijen gevormd, niet helemaal openlijk pro-Nazi, maar dichtbij genoeg om oude en nieuwere aanhangers van Hitler en de immense gruweldaden tijdens zijn bewind te verleiden. Eén zo’n partij werd geleid door een uitgever wiens krant een grote oplage had, sommige wonnen een paar zetels in lokale en deelstaatparlementen en één haalde bijna de Bondsdag, maar de meeste deemsterden weg. Ondertussen werden nazisentimenten verspreid in veteranengroepen, schietclubs en rockbands, hun half-clandestiene concerten doordrenkt van antijoodse, antivreemdeling en antiprogressieve liederen en groeten.

Na de eenwording in 1990 trokken veel oudere en nieuwere pro-nazi’s uit West-Duitsland oostwaarts, een dankbare voedingsbodem van jonge mannen met weinig werk, weinig hoop en nog minder idealen, op zoek naar een nieuw soort grimmige protestorganisatie. Oost-Duitse rechtsen en chauvinistische nationalisten die hun standpunten tot aan het einde van de DDR voor zich hadden gehouden, traden nu uit de schaduw en vervoegden ze. Hun activiteiten bestonden voornamelijk uit aanvallen op linksen en buitenlanders met een donkere huidskleur. Politieagenten, aanklagers, rechters en burgemeesters behandelden hen heel tolerant of negeerden hen, uit sympathie of uit angst. Zelfs degenen die af en toe werden veroordeeld, werden vaak voorwaardelijk vrijgelaten.

Toen kwam 2015. Oorlog, extreme armoede en chaos in Afghanistan, Irak, Afrika ten zuiden van de Sahara en vooral Syrië, voor het grootste deel het gevolg van “noordelijke” (meer specifiek Amerikaanse) invasie en uitbuiting, joeg grote aantallen vluchtelingen naar Europa, voornamelijk naar Duitsland. Hun komst, begroet met veel sympathie en solidariteit door vele Duitsers en een officieel welkom door bondskanselier Angela Merkel, werd door extreemrechts gebruikt om een fanatieke haat tegen buitenlanders aan te wakkeren, inclusief tegen de Turkse en Koerdische mensen die al veel eerder per verdrag waren gekomen toen Duitsland arbeidskrachten nodig had. De verspreiding van haat, gekenmerkt door parades onder leiding van rechts, voor het eerst georganiseerd in het Oost-Duitse Dresden en PEGIDA genoemd (een acroniem voor “Patriottische Europeanen tegen de islamisering van het Westen”), liet zien hoe economische problemen, samen met teleurstelling over de mislukking van de éénwording, konden worden omgebogen in woede tegen zogenaamd bevoorrechte buitenlanders.

In 2013 werd een nieuwe partij opgericht die eerst tegen de Europese Unie was, maar vervolgens de vluchtelingengolf van 2015 gebruikte om een antivreemdelingenkoers te varen. Vanaf het begin was de AfD politiek gezien uiterst rechts, maar daarna verloor ze stap voor stap haar gematigder leiders of verwijderde ze die, terwijl zij die dichter bij fascistische standpunten stonden sterker werden. Haar gedrag varieerde: in de Bondsdag waren haar 78 afgevaardigden (na 2021, op een totaal van 736 zetels) luidruchtig en scherp, nagelden de andere partijen voortdurend aan de schandpaal, maar namen toch in zekere mate de “correcte” omgangsvormen over. Daarbuiten mocht het wel wat ruwer zijn.

De AfD groeide en groeide een paar jaar, maar stagneerde toen op ongeveer 14 procent in Duitsland en Berlijn in zijn geheel. In Oost-Duitsland propageerde het luidkeels sociaal klinkende eisen terwijl het nauwelijks poerde over zijn programmatische steun aan een minimumbelasting voor de rijken en zijn verzet tegen het homohuwelijk en abortus. Duitsland moest immers groeien. De AfD was ook voorstander van meer miljarden voor bewapening. Duitsland had sterke spieren nodig.

In de voormalige DDR-staten verving deze partij grotendeels de tamme Linke als protestpartij en klom in peilingen naar 23 à 28 %, waarmee ze op de eerste plaats kwam of, af en toe, op een krappe tweede plaats. Normaal gesproken zou dat haar in staat stellen om een deelstaatregering te leiden, maar tot nu toe heeft geen enkele andere partij het aangedurfd om met haar coalitie, en dus een meerderheid, te vormen. Er waren af en toe aanwijzingen van barsten in dat taboe.

In de deelstaat Thüringen, waar Die Linke een coalitieregering leidde, is de AfD er onlangs in geslaagd een eerste plaats in de peilingen te bezetten. De leider daar, Björn Höcke, een voormalige West-Duitse leraar en een slimme, bijdehandse, bijna openlijk antisemitische demagoog, staat officieus aan het hoofd van de gevaarlijkste strekking in de nationale AfD, genaamd Der Flügel (De Vleugel). Hij was het die het een belediging van nationale trots noemde om in Berlijn een monument te bouwen ter nagedachtenis aan de Joden die omkwamen tijdens de nazi-holocaust. Op luide bijeenkomsten werd Höcke in bijna Hitleriaanse stijl toegejuicht, terwijl hij opschepte over de vele connecties van de partij binnen de politie, het leger en de regeringsadministratie, allemaal wachtend op een signaal om zich bij de massa’s aanhangers aan te sluiten en de macht over te nemen, en waarschuwde hij voor de straffen op AfD-tegenstanders die zouden volgen. Het slijpen van de messen was bijna hoorbaar.

Dergelijke uitspraken – of geschreeuw – hebben de Verfassungsschütz (Beschermers van de Grondwet, zoals de FBI) gedwongen om te besluiten dat Der Flügel van de AfD subversief en ondemocratisch is, wat voortdurende bewaking behelst. Maar er is sprake van enige ironie: De voorzitter van dit agentschap van 2012 tot 2018 was Hans-Georg Maassen, die, zo bleek, zelf een vriend van de AfD was. Nadat hij uiteindelijk na een lange, harde strijd uit zijn functie werd ontheven, werd duidelijk dat hij zelf een min of meer fascistische ideologie had, waarmee hij een lange BRD-traditie voortzette.

Er zijn nog veel meer schandalen geweest. Een elite-eenheid van de Special Forces van het leger moest worden ontbonden; tijdens een feest in nazi-stijl werden de soldaten door hun commandant, een luitenant-kolonel, voorgegaan in gezamenlijke Hitlergroeten met gestrekte armen. Dit werd lange tijd ontkend totdat een TV-documentaire een getuige vond die niet gebonden was aan de omerta van de eenheid, één die grote hoeveelheden wapens en munitie had gestolen en opgeslagen. De officier kreeg gewoon een boete en het voorval werd afgedaan als “slechte smaak” door toenmalig minister van Defensie von der Leyen, nu voorzitter van de Europese Commissie. Het is soms moeilijk om te weten waar overheid, politie of Bundeswehr ophoudt, en samenzwering begint.

Op 7 december 2022 deden zo’n 3.000 geüniformeerde politie-invallen in 150 huizen in zeven Duitse deelstaten, plus één in Oostenrijk en één in Italië, en arresteerden 25 mensen, onder wie een rechter, een onderofficier van de Special Forces en de titulaire afstammeling van een klein Duits koninkrijk uit de periode vóór 1918, evenals een voormalige commandant van de parachutisten van de Bundeswehr en een vrouwelijke rechter die AfD-afgevaardigde in de Bondsdag was geweest. Ze behoorden tot een organisatie genaamd de Reichsbürger (Rijksburgers), een extreemrechtse groep die de legitimiteit van alle Duitse regeringen afwijst sinds het gedwongen aftreden van de keizer in 1918. Ze verklaren dat Duitsland nog steeds onder de plak zit van de Amerikaanse bezetting. Ze willen het Duitse Rijk opnieuw opbouwen, en drukken daarom hun eigen paspoorten en biljetten. Hoe gek die ook lijken, bekokstoofden ze plannen om de Bondsdag binnen te vallen (zoals op 6 januari 2021 in Washington DC) en zo chaos te creëren, om vervolgens de macht over te nemen. Hoewel klein, zijn ze de afgelopen jaren gegroeid, tot ongeveer 20.000 leden. Ze hebben losse banden met de AfD en andere reactionaire groepen. Nu ze zijn onthoofd, werden de media overspoeld met diepe zuchten van opluchting, bittere waarschuwingen, of beide.

Het huidige politieke landschap doet in sommige opzichten denken aan het Duitsland van de jaren ’20. Het woord “fascistisch” had nog niet de bekendheid gekregen die het verkreeg in het Italië van Mussolini, maar kleine partijen pasten wel bij die naam – ruw, brutaal en geconfronteerd met arrestaties. Na de mislukte staatsgreep in november 1923 werd Hitler veroordeeld en gevangen gezet, maar hij kreeg een zeer comfortabele cel waar hij veel bezoek ontving en zijn beruchte boek Mein Kampf kon schrijven. Hoewel zijn partij vaak in diskrediet werd gebracht, bleef ze actief als een reservemacht die indien nodig kon worden ingezet. Toen de kracht en de woede van de arbeiders tijdens de Grote Depressie na 1929 gevaarlijke hoogtes bereikten, besloten de economische machthebbers, uit angst voor een mogelijke sociaal-democratisch-communistische eenheid (wat jammer genoeg nooit gebeurde), al hun steun aan Hitler te geven. Het ging om zeer grootschalige financiële steun, genoeg voor enorme electorale winst voor de nazi’s en hun machtsovername in 1933.

Is het mogelijk dat de AfD een soortgelijke rol op zich neemt? Alle “democratische” partijen doen de AfD luidkeels af als ondemocratisch of extremistisch (hoewel de staatstelevisie de partij verdacht vriendelijk behandelt, tenminste in Berlijn). Misschien wordt de AfD ook gezien als een nogal onaangename reserve, die voor zover bekend niet zoveel financiële steun krijgt van grote bedrijven, maar genoeg geld ontvangt uit een paar andere bronnen om sterk en actief te blijven, met als bijkomend voordeel dat ze een groot deel van de “proteststemmen” in Oost-Duitsland wegleidt van Die Linke.

Mocht de Duitse economie de komende jaren verslechteren – en velen vrezen een fikse herhaling van de ineenstorting van 2007-8 – dan zou er weer een partij zijn in Duitsland die protestacties kan afwenden of onderdrukken en een mogelijke wending (of terugkeer) naar een links-progressieve of zelfs socialistische richting kan voorkomen.

Dit is louter speculatie. Het is echter geen speculatie dat de AfD en fascistische, gewelddadige bendes overal in Duitsland marcheren en demonstreren met extreemrechtse slogans, spandoeken, kleding en tatoeages op hun armen, ruggen en borst, zoals de “88” (die staat voor de letters “HH,” of “Heil Hitler”). Bij hun recente grootste mars in Berlijn in oktober 2022 werden 10.000 AfD-ers en aanverwante rechtsen met de nodige egards door de politie beschermd tegen hoongelach of tegenbetogingen van slechts 1.400 antifascisten.

Ze zijn vooral gevaarlijk omdat organisaties met dezelfde fascistische achtergrond zijn gegroeid en zelfs aanzienlijke overwinningen hebben behaald in Spanje, Denemarken, Oostenrijk, Frankrijk en Zweden, met alarmerende overwinningen in Hongarije, Italië, Polen en elders. Wat de oorlog in Oekraïne betreft: ook al hebben sommige groepen, zoals de AfD, Rusland gesteund in een eclectische alliantie tegen de Europese Unie, die beide als vijand beschouwen (zij het om heel verschillende redenen). De oorlog en de sancties van de EU en de VS tegen Rusland hebben de deur opengezet voor verdere rechtse overwinningen, al was het maar in het verzet tegen de tekorten aan brandstof, elektriciteit en verwarming, en de gigantische prijsstijgingen van levensmiddelen. In Duitsland zou de enige echte hoop op echte oppositie tegen dergelijke fascistische successen Die Linke moeten zijn. Maar tot nu toe is die partij intern te verdeeld, te veel met andere dingen bezig en heeft zich op politiek vlak te veel op de vlakte gehouden om de zo broodnodige barrière te vormen.

Oekraïne

ZD: Je hebt de laatste tijd veel geschreven over het Russisch-Oekraïense conflict. Wat heeft deze oorlog veroorzaakt? Wie zou verantwoordelijk moeten gehouden worden voor deze oorlog? Hoe interpreteer jij deze oorlog?

VG: Mijn eerste opmerking is eenvoudig: Ik haat oorlog. Ik haat onnodige vernietiging. Bovenal haat ik het doden, vooral van kinderen maar ook van vrouwen en zoveel jonge mannen, ongeacht hun uniform. Ik heb ook een hekel aan de doodstraf, zelfs voor de ergste boosdoeners. Mensen doden is verkeerd!

Ik heb ook een hekel aan hypocrisie, dubbele morele standaarden of gemanipuleerd worden door een gigantische, goed gecoördineerde mediacampagne, vakkundig gericht op mijn emoties. Ik geef de voorkeur aan koele analyse en zal proberen die toe te passen.

Eén ding is duidelijk: de woede tegen Poetin of Rusland, hoewel volledig begrijpelijk, begon niet in 2022 met de invasie van Oekraïne. Noch in 2014, toen een regering die als te pro-Russisch werd beschouwd uit Kiev werd verdreven met de VS als coach, waardoor de machinerie van de militaire confrontatie meteen in gang werd gezet. Nee, ik was getuige geweest van precies zulke gevoelens en had precies zulke sentimenten gehoord toen ik in 1946 aan Harvard studeerde. Ik denk dat ze voortkomen uit drie nauw verwante doelstellingen.

In 1946 was het belangrijkste doel om de populariteit van de Sovjet-Unie tegen te gaan na haar heldhaftige strijd in de oorlog en elke daaruit voortvloeiende vooruitgang in het socialistische denken of handelen, die werden gezien als een directe bedreiging voor de grote financiële en industriële belangen. Ook om de steun van de Sovjet-Unie en het Oostblok aan onafhankelijkheidsbewegingen tegen koloniale uitbuiting in India, Indonesië, Vietnam, Congo of Cuba aan banden te leggen. In of rond 1990 konden die dreigingen, die tegen die tijd sterk verzwakt en verwaterd waren, worden geëlimineerd.

Een tweede motivatie was de aantrekkingskracht van uitgestrekte Euraziatische gebieden, die miljoenen en miljarden winst beloofden voor gigantische concerns, waarvan de meerderheid gevestigd was in de Verenigde Staten of financiële banden had met dat land.

Het derde doel is nu sterker dan ooit: de totale controle over de wereld, mogelijk gedeeld (zij het schoorvoetend) met junior partners zoals Duitsland, Frankrijk of het Verenigd Koninkrijk. Dit streven naar wereldhegemonie was gericht tegen al wie zich verzette, of ze nu “autoritair” waren of niet – Chili, Joegoslavië, Congo, Irak, Libië, Bolivia, Nicaragua, Venezuela, Syrië, Irak, Iran, Somalië. Die droom behaalde grote overwinningen in Oost-Europa, maar mislukte volledig en tegen immense kosten in Afghanistan, Vietnam en, sinds 1960, in Cuba. Onder de – goede of slechte – figuren die in de weg stonden waren Salvador Allende, Patrice Lumumba, Ngo Dinh Diem, Saddam Hoessein, Muammar al-Qaddafi, en wie weet, misschien ook John F. Kennedy, Robert Kennedy, Malcolm X en Martin Luther King!

Er zijn nog altijd twee grote obstakels voor de wereldhegemonie: Rusland en China.

Dat eerste obstakel leek bijna overwonnen tijdens het presidentschap van Boris Jeltsin van 1991 tot 31 december 1999. Rusland, waar de economie werd leeggezogen door nieuwe lokale en oudere westerse oligarchen, zakte even snel weg als de levensverwachting van de bevolking en elke aanspraak op de identiteit van wereldmacht.

Maar het werd met de komst van het nieuwe millennium en misschien wel op het nippertje gered door het beleid van de nieuwe president, Poetin. Hij was nauwelijks aimabel, zijn pas ontdekte vroomheid was dubieus, en hij paradeerde zoals voor hem de Nikolajs, Pjotrs of Ivans uit het Kremlin hadden gedaan. Zijn woorden over homorechten waren net zo verwerpelijk als die van een congreslid uit het Amerikaanse Zuiden, een Saudische prins of een Poolse president. En hij bleef pacten sluiten met oligarchen, zij het vaak andere. Hij is geen socialist. Toch heeft zijn beleid miljoenen mensen uit de armoede gehaald en zijn land van de derderangsstatus gered. Zo kon het zijn positie als wereldmacht heroveren.

Voor wie uit was op hegemonie was Rusland echter weer een obstakel. Dat kon niet worden getolereerd. In 1990, toen Rusland zijn troepen uit Oost-Duitsland terugtrok, had de NAVO beloofd niet naar het oosten uit te breiden. Rusland hield zijn woord, de NAVO niet. Eerst drong het bondgenootschap door in het voormalige DDR-gebied, in 1999 in Polen, Hongarije en Tsjechië en in 2004 in Estland, Letland, Litouwen, Slowakije, Roemenië, Bulgarije en Slovenië. Zo werd een almaar strakkere ring gesloten rond de westelijke grenzen van Rusland. Nieuwe leden met dodelijke nieuwe wapens namen almaar vaker deel aan riskante manoeuvres langs die ring. De maritieme toegang van Rusland tot de wereldzeeën, die effectief geblokkeerd was in de Oostzee, was grotendeels afhankelijk van een paar havens aan de Zwarte Zee die het hele jaar door toegang hadden tot warm water. Twee voormalige lidstaten van de USSR, Georgië en Oekraïne, waren de kustburen.

In 2003 had Georgië zijn “Rozenrevolutie”, nog een evenement met een kleur, een bloem of een slogan – en weer ruikend naar banden met slimme denkers in de National Endowment for Democracy (NED). Sinds de oprichting in 1983 is deze opvolger van de CIA, gefinancierd door de VS. Congres, heeft meer dan tweeduizend schenkingen gedaan om “niet-gouvernementele groepen in het buitenland in meer dan 100 landen” te steunen, met op zijn minst zeventig bereikte regimewisselingen of pogingen daartoe op zijn conto.

President George W. Bush riep in een toespraak in de hoofdstad van Georgië uit: “Jullie zijn hier bijeengekomen met niets anders dan rozen en de kracht van jullie overtuigingen als wapen…. Omdat jullie een vuist hebben gemaakt, is Georgië vandaag soeverein en vrij en een baken van vrijheid voor deze regio en de wereld.”

In 2007 was het militaire budget van Georgië twintig keer hoger dan in 1999. De Georgiërs kochten er geen rozen mee maar moderne wapens, de militaire salarissen gingen naar omhoog, er werden nieuwe basissen gebouwd. Het “baken van vrijheid” zit vol militaire NAVO-adviseurs en -deskundigen, gecentreerd in een Joint Training and Evaluation Center. In maart 2019 voerde het een militaire oefening uit samen met eenentwintig NAVO-bondgenoten en -partners.

Maar Oekraïne was veel belangrijker omdat het de meeste Russische toegang tot de Zwarte Zee blokkeerde, inclusief de belangrijkste basis van Sebastopol, en binnen 450 kilometer van Moskou. Toen Viktor Janoekovitsj in 2010 het presidentschap won en streefde naar een evenwichtige Oost-West-positie in plaats van integratie in de EU als opmaat voor toetreding tot een nucleair bewapende NAVO, schakelden de NED-wielen naar de hoogste versnelling. Victoria Nuland, Assistent voor Europa en Euraziatische Zaken van buitenlandminister Hillary Clinton, antwoordde op een vraag van een journalist: “De VS heeft sinds 1991 … na het uiteenvallen van de Sovjet-Unie zo’n 5 miljard dollar geïnvesteerd in Oekraïne. Dat geld diende ter ondersteuning van het streven van het Oekraïense volk naar een sterke, democratische regering die zijn belangen behartigt.” Nog een baken!

Die 5 miljard dollar bracht op. Enkele duizenden kampeerden op het Maidanplein in Kiev voor een nieuwe Oranjerevolutie, tien jaar na de eerste. Er werden barricades opgeworpen en vuren aangestoken, terwijl Nuland en senator John McCain koekjes uitdeelden aan de menigte, waarvan sommigen zwaaiden met EU-vlaggen, anderen met hakenkruisen. Mysterieuze sluipschutters schoten in het rond en president Janoekovitsj vluchtte met zijn gezin weg uit Kiev uit angst voor een moordaanslag. In een ondertussen beroemd geworden telefoongesprek dat werd gehackt en openbaar gemaakt, vertelde Nuland de VS- ambassadeur in Kiev wie ze de volgende dag als regeringsleider wilde: “Het moet ‘Yats’ zijn,” zei ze, en zo geschiedde: Arseniy Yatsenyuk, de favoriet van Nuland, Clinton en Obama, werd de nieuwe premier. (Op de vraag naar andere wensen van het Verenigd Koninkrijk, Duitsland of Frankrijk, antwoordde ze: “F**k Europa!”.

Van toen af werd Oekraïne opgebouwd als een politieke en militaire basis. Het anti-Russische nationalisme kantte zich nog meer tegen het gebruik van het Russisch (en enkele andere talen zoals het Pools en het Jiddisch) terwijl Bandera, een fascistische massamoordenaar van Joden en Polen, de nationale held werd. Russischsprekenden in Oost-Oekraïne kozen voor autonomie of onafhankelijkheid en de meerderheid op de Krim ging akkoord om na zestig jaar weer onder Russische controle te komen en zo de basis in Sebastopol veilig te stellen. Die kwesties hadden kunnen worden opgelost. In 2019 leek een overeenkomst tussen de nieuwe president Zelensky en Rusland op basis van het Minsk II-akkoord en waarbij ook werd onderhandeld over een compromis, tot de mogelijkheden te behoren. Maar de druk vanuit Washington, Londen en kleine maar sterke profascistische elementen haalde het. Zoals Merkel onlangs tegen een interviewer zei: “Het Minsk-akkoord was een poging om Oekraïne tijd te geven. Het gebruikte die tijd ook om sterker te worden, zoals vandaag te zien is … Het was voor iedereen duidelijk dat het conflict werd bevroren, niet beslecht … toch gaf dit Oekraïne onschatbare tijd.”

In december 2021 stelde Poetin onderhandelingen voor over een nieuwe overeenkomst tegen het NAVO-lidmaatschap voor Oekraïne. Ook moest het land afzien van militaire NAVO-activiteiten in Oost-Europa, de Kaukasus of Centraal-Azië. Tegelijk vernieuwde de Russische president de vroegere beperkingen voor middellangeafstandsraketten en andere ontwapeningsmaatregelen. Over sommige punten leek overeenstemming een makkie, over andere dan weer moeilijk, maar het voorstel was een laatste poging tot onderhandelen. Voor Rusland was dit als een rode lijn tegen wat het beschouwde als het gevaar van een militair conflict. Het werd door de Verenigde Staten afgewezen als een “non-starter”.

Terwijl de militaire opbouw in Oekraïne versnelde, nam het aantal NAVO-manoeuvres te land en ter zee toe, werden Amerikaans-Oekraïense laboratoria voor biologische oorlogsvoering gesubsidieerd (zoals Nuland toegaf) en dreigde een groot offensief tegen de afgescheiden Oost-Oekraïense republieken, hoewel de gevechten daar al 14.000 levens hadden gekost. Misschien dacht Poetin dat er vroeg of laat een provocatie of aanval tegen Rusland zou komen. Dat weten we niet. Maar we weten wel dat hij op 24 februari 2022 Oekraïne binnenviel.

Ik vermoed dat dit in feite een valstrik was van de Verenigde Staten en hun NAVO-partners, in de verwachting dat de Oekraïense opbouw zou leiden tot een conflict zoals in Afghanistan in 1979 en een daaropvolgende gedwongen terugkeer naar de ondergeschikte positie die Rusland had met Boris Jeltsin, waardoor die enorme uitgestrektheid zou worden opengesteld voor ongebreidelde exploitatie en een basis zou leggen tegen het laatste, veel geduchtere obstakel voor wereldhegemonie, China.

In een nu beroemd geworden interview beschreef Zbigniew Brzezinski, de Pools-Amerikaanse adviseur van presidenten, precies zo’n valstrik:

Volgens de officiële versie van de geschiedenis begon de CIA-hulp aan de Mujahiddin in 1980, dat wil zeggen nadat het Sovjetleger Afghanistan was binnengevallen op 24 december 1979. Maar de werkelijkheid, die tot nu toe nauwlettend in de gaten werd gehouden, is compleet anders: op 3 juli 1979 ondertekende president Carter de eerste richtlijn voor geheime hulp aan de tegenstanders van het pro-Sovjet regime in Kaboel. En diezelfde dag schreef ik een nota aan de president waarin ik hem uitlegde dat deze hulp naar mijn mening een militaire interventie van de Sovjet-Unie zou uitlokken…. We dwongen de Russen niet om in te grijpen, maar we vergrootten wel bewust de kans dat ze dat zouden doen.

Die geheime operatie was een uitstekend idee. Het had tot gevolg dat de Russen in de Afghaanse val werden gelokt … Bijna 10 jaar lang moest Moskou een voor het regime onhoudbare oorlog voeren, een conflict dat leidde tot de demoralisatie en uiteindelijk het uiteenvallen van het Sovjetrijk.

Mij lijkt Poetin in bijna precies dezelfde val te zijn gelopen. Als hij echt reden had om een aanval op Rusland te vrezen, had hij dat duidelijk moeten maken in de VN-Veiligheidsraad en zo overtuigend mogelijk in de media. Hij deed geen van beide en, hoewel hij echt werd bedreigd door de oprukkende VS (dat wil zeggen, de NAVO), had hij geenszins het recht aan zijn kant toen zijn troepen Oekraïne binnen marcheerden. Wellicht dacht hij dat de Russischtalige Oekraïners zijn leger zouden steunen en een snelle, relatief gemakkelijke afloop mogelijk zouden maken. Als dat klopt, was het een vreselijke vergissing en is het volk van Oekraïne het slachtoffer, met vele doden en gewonden, immense verwoesting, massale vlucht en ballingschap. Er is in mijn ogen geen excuus voor de vernietiging van water-, elektriciteits- of verwarmingsapparatuur in een ijskoude winter. Ook veel jonge Russen zijn het slachtoffer, en het gevaar van een grootschalig conflict met mogelijk gruwelijke, onvoorstelbare gevolgen is reëel.

De oorlog heeft niet alleen de inspanningen tenietgedaan van veel goede mensen die Rusland en het Westen dichter bij elkaar wilden brengen. De krachten in Duitsland die voorstander waren van handel of samenwerking met Rusland in de strijd tegen de klimaatverandering en ter voorkoming van pandemieën, van de verbetering van het leven van miljoenen mensen in armere landen en progressieve doelen in het algemeen, hebben een verschrikkelijke opdoffer gekregen. Hoe kan dit in ‘s hemelsnaam nog worden hersteld? Ik beschouw de beslissing om ten oorlog te trekken niet alleen als een blunder, maar als een misdaad.

Tegelijkertijd weet ik heel goed dat de wapenfabrikanten en reusachtige monopolisten, vooral in de Verenigde Staten, die altijd naar wapenverkoop en expansie door middel van oorlog hongeren, een enorm deel van de schuld dragen, net als alle hegemoniejagers. In feite was het beleid van de VS vooral gemotiveerd om te verhinderen dat de Duits-Russische relaties zouden verbeteren door onder andere brandstofaanvoer vanuit Rusland – ten minste totdat zich nieuwe mogelijkheden zouden voordoen – en door toenemende handel en afnemende confrontatie. De oorlog was een overwinning voor de verkopers van door fracking verkregen gas of olie uit Noord-Amerika, nadat jaren van druk in die richting de Duitse politiek had verdeeld. De oorlog heeft de traditionele Ruslandhaters die het grootste deel van de afgelopen 210 jaar in herinnering brachten maar zich nu hebben aangesloten bij de zogenaamde Atlanticisten, in staat gesteld het laken naar zich toe te trekken. Onder leiding van de Groenen hebben de christenen en de rechtse FDP de weinige overgebleven voorstanders van vrede in de SPD-leiding ondermijnd – en in grote mate ook in links.

Een symbool is de opgeblazen oliepijpleiding onder de Oostzee, met weinig echte twijfel over wie de daders zijn. Ik kan niet vergeten dat “de veiligheid van de Verenigde Staten” werd aangevoerd om militaire invasies te rechtvaardigen die veel, veel erger waren (en veel verder van zijn grenzen lagen) dan de invasie in Oekraïne. En opnieuw denk ik aan Irak, Afghanistan, Vietnam, Grenada, Panama en Syrië. Ik kan me geen Duitse politici herinneren die opriepen om Bush of Henry Kissinger voor het gerecht te slepen wegens oorlogsmisdaden, noch herinner ik me het zwaaien of versieren met Iraakse vlaggen of Libische spandoeken. Alleen degenen die een staakt-het-vuren, onderhandelingen en vrede eisten, de tegenstanders van de krijgsheren in het Witte Huis en het Pentagon, zwaaiden met Vietnamese vlaggen.

Daar zie ik de enige mogelijke positie voor mezelf: ik ben gekant tegen alle bloedige en gevaarlijke pogingen om de oorlog voort te zetten, om grotere veldslagen te winnen voor of tegen de Russen, of om het conflict uit te breiden naar Russische bodem. Ik koester het leven van mijn zonen en alle kleinkinderen te zeer, en ook dat van de Oekraïners en Russen. Voor mij is het enige doel volledige steun voor een staakt-het-vuren, voor onderhandelingen, voor vrede, hoe moeilijk het ook is om overeenkomsten te vinden. Voor verstandige mensen die geen miljoenen of miljarden kunnen winnen bij een escalerende oorlog maar alleen depressie en ontbering, moet de enige mogelijke eis zijn: vrede nu! En die eis moet uit de mond van beide partijen almaar luider klinken.

Wereldwijde crisis

ZD: Verkeert het huidige wereldwijde kapitalisme in een crisis? Wat moet links volgens jou doen om de linkse beweging nieuw leven in te blazen, rekening houdend met de internationale realiteit?

VG: Ja en nee. De hele wereld wordt nu geconfronteerd met meer dan één crisis; in de eerste plaats de oorlog in Oekraïne, met het groeiende gevaar van een directe confrontatie tussen de Verenigde Staten (of de NAVO) en Rusland. Maar zelfs als hiervoor en voor de gevaren van pandemieën hopelijk een oplossing kan en zelfs moet worden gevonden, vrezen veel deskundigen economische problemen.

Tot nu toe heeft de kapitalistische wereld zich na elke crisis weten te herstellen en daarbij een verbazingwekkende veerkracht aan de dag gelegd, die socialisten en communisten – zelfs als we teruggaan tot Karl Marx en Friedrich Engels – niet voor mogelijk hadden gehouden.

De Verenigde Staten herstelden van de depressie van 1930 dankzij de Tweede Wereldoorlog, met zijn enorme productierecords en, in de nasleep, genoeg verwoesting in Europa en Azië om banen in overvloed te bieden aan iedereen die het had overleefd. In 1947 heeft het Marshallplan van de VS met zijn wederopbouw, investeringen en verkoop, jarenlang een grote economische crisis verhinderd. Dit plan, dat werd geprezen voor zijn generositeit en onbaatzuchtigheid, had verschillende doelen. Bovenal kon West-Europa daardoor de koopkracht en de sociale rechten van de werkende bevolking verbeteren, wat de socialistische besmetting vanuit Oost-Europa of de USSR tegenhield. Zelf hadden die landen af te rekenen met veel nadelen: veel grotere verwoesting, minder geïndustrialiseerde regio’s, veel minder managers en ingenieurs en, in plaats van miljoenenhulp uit het Marshallplan, constante CIA-ondermijning, harde sancties en een onevenwichtige bewapeningswedloop. Maar hoewel ze minder welvarend waren, vormden de menselijker omstandigheden voor de werkende mensen, vooral de vrouwen en kinderen, zonder kapitalisten die de winsten van hun werk opstreken, nog altijd een potentiële bedreiging voor de westerse zakelijke belangen. De relatief tolerante sociale maatregelen, vaak met sociaaldemocraten aan het hoofd, die de sociale wind uit het oosten moesten blokkeren, waren een groot succes in de jaren 1989 tot 1993.

Die historische overwinningen waren fataal voor de industrie in Oost-Duitsland en voor het publieke eigendom in het hele Oostblok, maar ze boden het wereldkapitalisme, de Verenigde Staten en Duitsland op kop, een geweldige kans om te groeien en uit te breiden – en dat deed het. Naarmate echter de jaren en decennia verstreken, doken de oude cyclische regels weer op, investeerders en financiële krachten spartelden en het kapitaal moest dringend op zoek naar nieuwe manieren om verdere expansie te rechtvaardigen. De globalisering bood een aantal antwoorden, net als de digitalisering, maar ook die botsten op hun grenzen.

Conflicten en oorlogen, waarbij constant de verliezen van zwaarbewapende marines, landlegers en luchtkorpsen moeten vervangen worden, waren één belangrijk antwoord, maar een oorlog tegen Irak begin 1991 duurde slechts drie weken. De opsplitsing van Joegoslavië, begonnen in 1992, sleepte zich voort met de vernietiging van de bruggen over de Donau, een grote giftige chemische fabriek en het bombarderen van Belgrado (inclusief het TV-station en de Chinese ambassade). Maar in 1999 kwam ook daar een einde aan.

En toen volgde een serieuze klap in september 2001: de mysterieuze vernietiging van drie wolkenkrabbers in New York en een deel van het Pentagon. De dodentol van de daaruit volgende “War on Terror” in Afghanistan, Irak, Syrië en elders liep op tot minstens 900.000. De uitgaven van naar schatting 8 biljoen dollar hielden echter de industriële en financiële raderen draaiende en waren in het bijzonder een zegen voor de eigenaars en aandeelhouders van Northrup Grumman, Lockheed Martin, Boeing en Raytheon, en ook voor hun rivalen en bondgenoten bij Airbus, Rheinmetallm en Thyssen-Krupp. De belastingbetalers mochten de factuur betalen.

Na twintig jaar was de hysterie of angst echter afgenomen. Velen waren kritisch geworden en er doken nieuwe economische problemen op. Bovendien hadden minder oorlogszuchtige krachten in Duitsland uiteindelijk een akkoord doorgedrukt over een tweede gaspijpleiding vanuit Rusland, waardoor de wrijving in Europa afnam maar de hoop ondermijnde van de Amerikaanse brandstof- en gasbedrijven om de Europese markt te controleren, alsook de plannen om een voor de VS zorgwekkende verbetering van de Duits-Russische relaties te voorkomen. Dat was niet goed voor de hoop op hegemonie. Het onderhouden van zevenhonderd of achthonderd militaire bases en buitenposten over de hele wereld – grotendeels rondom Rusland – was goed voor de mannen (en vrouwen) van de bewapeningsbedrijven, maar het was niet genoeg.

En toen marcheerden de Russen Oekraïne binnen. Of het nu een goed voorbereide val voor Poetin was of niet, met of zonder een alternatieve uitweg, met het oog op nieuwe uitbreiding, groter dan ooit, kwam de oorlog op het juiste moment: een extra 100 miljard euro voor wapens in Duitsland en in de VS een verhoogd militair budget van 858 miljard dollar voor 2023, minstens tien keer dat van Rusland. In feite lag dat hoger dan dat van de volgende negen landen in de wereld samen, waaronder Rusland, China, Duitsland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk. Dit was precies de kuur die de ‘big business’-artsen hadden voorgeschreven. De verlenging van dit conflict kan de economie van de VS en die van een paar belangrijke bondgenoten helpen in stand houden, maar het kan ze ook ruïneren. Het is denkbaar dat het eindigt met de vernietiging van hen allemaal en al de rest.

Maar als en wanneer vrede is bereikt en nadat de investeringen in de wederopbouw hun belangrijkste effect hebben verloren, moet onvermijdelijk de vraag worden gesteld of en wanneer nieuwe crises zich zullen aandienen, misschien wel grote, zelfs existentiële crises. En als ze komen, zoals ik denk dat ze moeten komen gezien de moderne industriële ontwikkeling, hoe hard, hoe radicaal zal het antwoord dan zijn – zowel van “bovenaf” als van “onderaf”?

Ik zie drie grote bedreigingen voor onze wereld. Ten eerste de snelle toename van de rijkdom en macht van almaar minder reuzen die de industrie domineren, vaak zo’n vijf of zes op elk belangrijk gebied: fossiele brandstoffen, autoproductie, farmaceutica, zaden, kunstmest en herbiciden, vlees en palmolieproducten, detailhandelaren zoals Walmart, Amazon en Aldi, en mind-controllers, zij die ons denken controleren, zoals de media en Apple, Google, Meta-Facebook en opnieuw Amazon. Het gevaarlijkst van allemaal zijn die ijzige, koelbloedige, werkelijk angstaanjagende wapenfabrikanten.

De tweede bedreiging, met meestal dezelfde grote daders, komt van diegenen wier zucht naar winst leidt tot de vernietiging van bossen en het Noordpoolgebied, de stijging van de zeespiegel, de verstikking van onze wateren met plastic en afval, en de vergiftiging van de lucht, het water en de bodem.

Het derde gevaar is het antwoord waartoe diezelfde krachten hun toevlucht zullen nemen wanneer ze bedreigd worden door een crisis en groeiend verzet van de werkende mensen over de hele wereld. Zullen de laatsten de handen ineenslaan? Inclusief de mensen die met hun kinderen in de koffie-, thee- en cacaovelden werken en zware ladingen bananen sjouwen en jonge vrouwen die voor een habbekrats  kleding en modieuze schoenen naaien en stikken in gevaarlijke fabrieken, maar ook meer bevoorrechte werkende mensen in de noordelijke landen die een huis en een eigen auto hebben, maar daarin rijden om liefdadigheid op te halen bij de voedselbanken, en die misschien de dag vrezen dat ze, vanwege gezondheidsproblemen of de volgende grote crisis, gedwongen zullen zijn om in die auto te slapen? De antwoorden van bovenaf op elk resulterend verzet zijn misleiding in de media, het misbruik van verschillen in kleur, taal of religie om groepen uit elkaar te drijven, de een tegen de ander op te zetten, gewelddadige politie- en militaire repressie indien nodig, of een combinatie van die methoden op manieren die vaak bekend staan als fascisme, dat nu al teveel angstaanjagende aanvallen uitvoert.

Deze drie bedreigingen moeten zo snel mogelijk worden aangepakt, voor het te laat is. Het enige echte antwoord is volgens mij niet om ze “in toom te houden” met een minimumloon of een verhoging van de kinderbijslag of iets dergelijks, hoe noodzakelijk het ook is om voor zulke doelen te vechten (die maar al te vaak verwateren of verloren gaan met de volgende crisis). We moeten zulke belangrijke schermutselingen eerder gebruiken voor een grote poging om de miljonair- en miljardairreuzen helemaal uit de weg te ruimen, om hun fortuin en hun controle – ja, hun onrechtvaardige eigendom – te onteigenen en in plaats daarvan de economische en sociale organisatie en het beheer in handen te geven van degenen die met hun spier-, hersen- en zenuwkracht de industrie en de maatschappij hebben opgebouwd en mogelijk hebben gemaakt. Dat is geen eenvoudige taak. Pogingen daartoe in landen als de DDR, de USSR en Chili waren in veel opzichten enorm succesvol, maar uiteindelijk niet sterk genoeg om op te boksen tegen de rijke, meedogenloze, maar door de wol geverfde machthebbers. En toch, ondanks hun nederlaag toonden ze op talloze manieren, en tonen ze op sommige plaatsen nog steeds, dat het mogelijk is ons menselijk ras te redden.

Stemmen over het boek

Norman Solomon, uitvoerend directeur, Institute for Public Accuracy; auteur van War Made Easy: How Presidents and Pundits Keep Spinning Us to Death:

A Socialist Defector biedt wetenschappers en activisten – en iedereen die geeft om echte geschiedenis en de toekomst van de mensheid – een uniek ooggetuigenverslag van de Koude Oorlog en nog zoveel meer. Het meeslepende verhaal van Victor Grossman dwingt ons om opnieuw na te denken over wat we voor waar aannemen over het leven aan beide kanten van de Berlijnse Muur en over de Verenigde Staten in de huidige tijd. Dit genuanceerde, dialectische en niet-dogmatische verhaal over immense tragedies en inspirerende prestaties wijkt nooit af van het idealisme voor de toekomst. Dit boek is een geschenk voor lezers die hunkeren naar inzichten uit de eerste hand over cruciale historische gebeurtenissen, en een uitdaging voor ons om opnieuw na te denken over ideologische verscheidenheid en de complexiteit van de menselijke ervaring.

Jeffrey St. Clair, redacteur, CounterPunch, auteur van Bernie and the Sandernistas:

Victor Grossman is de Amerikaan die de kou doorstond, een gretige jonge socialist die de repressie van zijn eigen land ontvluchtte door de Donau over te steken naar het verboden landschap van het door de Sovjet-Unie gecontroleerde Oost-Europa. Grossman prikt door de verpakte lagen van vooroordelen en propaganda heen om het leven van anderen, die zo lang aan ons zicht onttrokken zijn geweest, tot leven te wekken. Vanuit zijn unieke waarnemingspost geeft Grossman ons een heldere beoordeling van de Koude Oorlog en de naschokken van de val van de Berlijnse Muur, toen de roofzuchtige schimmen van het neoliberalisme rond de ruïnes van het Oostblok begonnen te cirkelen. Met de vertelkunst van een romanschrijver confronteert Grossman ons met onze eigen geheime geschiedenis en de gevolgen, zowel op menselijk als op politiek vlak, van een ideologische oorlog die decennialang in de schaduw werd uitgevochten en waarvan de weerklank voor de generaties nu pas in beeld komt.

Gene Bruskin, oud-arbeidsorganisator en oprichter van US Labor Against the War:

Hij schrijft vanuit een uniek perspectief uit de eerste hand dat weinigen eerder al hebben gehoord …

Bill Fletcher, Jr., voormalig voorzitter van het TransAfrica Forum; schrijver en arbeidsactivist:

Wat het boek zo goed doet, is de lezer een beeld geven van een leven dat weinigen in de VS begrepen. We werden opgevoed met stereotype beelden over de DDR. Jij hebt die verpletterd.

– Alex Locascio, vertaler van Karl Marx and the Birth of the Modern Society (Karl Marx en de Geboorte van de Moderne Samenleving):

Met zijn karakteristieke charmante en wrange stijl biedt Victor Grossman een onschatbaar insider-outsider perspectief op het korte experiment wat betreft de opbouw van het socialisme in Duitsland tijdens de decennia na de Tweede Wereldoorlog. Grossman heeft een scherp oog voor de veelzijdige, soms tegenstrijdige aspecten van de DDR-samenleving, zowel de heroïsche prestaties die voortbouwen op de beste tradities van de Duitse arbeiders- en socialistische bewegingen, als de absurditeiten zonder enig luisterend oor van domme bureaucraten. In een Europa dat momenteel verscheurd wordt door de opkomst van extreemrechts, is het tijd om dit hoofdstuk van de geschiedenis te heropenen. Ik kan geen betere gids voor deze geschiedenis bedenken dan Victor Grossman.

John Wojcik, hoofdredacteur van People’s World:

Ongeacht waar je staat in het politieke spectrum, zal het boek van Victor Grossman niet alleen verandering brengen in hoe je naar de geschiedenis van de socialistische en communistische experimenten van de 20e eeuw kijkt, maar ook hoe je naar bijna alles kijkt wat er in de wereld van vandaag gebeurt. Socialist Defector is kwaliteitsliteratuur op zijn best – een slimme, gepassioneerde en soms zelfs humoristische analyse van de opkomst en ondergang van een socialistische samenleving, gezien door de ogen van iemand die het van begin tot eind heeft meegemaakt. Het boek zal je in staat stellen om tot conclusies te komen over wat het allemaal betekent voor de toestanden waaraan we vandaag de dag het hoofd moeten bieden.

Ken Lawrence, gemeenschapsorganisator, auteur van Roots of Class Struggle in the South:

De memoires van Victor Grossman vertellen over zijn persoonlijke overgang van West naar Oost gedurende de Koude Oorlog, en de meestal bevredigende saga van zijn leven als een Amerikaan die genoot van een gelukkig gezinsleven en een productieve carrière aan de andere kant. Wat dit boek onderscheidt, is dat hij een humanitaire balans presenteert die elk persoonlijk, familiaal, economisch, cultureel, sociaal, politiek en militair aspect van Oost- en West-Duitsland vergelijkt, contrasteert en evalueert zoals de mensen aan de respectieve kanten ze ervaren hebben, zowel voor als na de val van de Muur. Sommige lezers zijn misschien verbaasd te vernemen hoeveel positieve kenmerken van de Oost-Duitse samenleving werden verzwegen en weggevaagd samen met de Stasi-staat.

Norman Stockwell, uitgever, The Progressive:

A Socialist Defector is een onderhoudende en informatieve kijk op het leven van Victor Grossman, vanaf de dag in 1952 dat Grossman ervoor koos om de Donau over te zwemmen onder dreiging van gevangenschap vanwege zijn politieke overtuigingen. Met een scherp oog en het voordeel van twee culturen en twee talen bekritiseert Grossman regelmatig de fouten die zijn gemaakt door het leiderschap van de DDR, zijn geadopteerde thuis gedurende achtendertig jaar, en het herenigde Duitsland van de afgelopen achtentwintig jaar. Grossman heeft, zoals hij zegt, “een ongewone kans om vergelijkingen te maken.” En hij deelt die met de lezer op een eerlijke en optimistische toon, met de hoop op de mogelijkheid van een betere wereld.

Carl Rosenberg, voormalig redacteur van Outlook, Canadees progressief Joods tijdschrift:

Victor Grossman was de Berlijn-correspondent van Outlook Magazine totdat dit opgedoekt werd. We hebben zijn verslaggeving en analyses altijd gewaardeerd, vooral het menselijke gevoel dat hij erin legde. Als iemand die de grootste ideologische kloof van de vorige eeuw heeft ondervonden, geeft Victor ons een levendig beeld van beide kanten. Zijn vele lezers zullen deze kwaliteiten in A Socialist Defector waarderen: Van Harvard to Karl-Marx-Allee, zijn nieuwste boek.

Horst Schäfer, Duits journalist en auteur:

Dit is het eerste boek dat ik ken van een Amerikaanse auteur die, gebaseerd op jarenlange ervaring in de VS en de DDR, in staat is verslag uit te brengen van de gecompliceerde, moeilijke weg van Oost-Duitsland, eerst naar het socialisme en daarna terug naar het kapitalisme – zonder daarbij andere ontwikkelingen in de wereld te negeren. Opmerkelijk is de combinatie van het scherpe oog van een journalist met het hoopvolle, enthousiaste standpunt van iemand die gelooft in het socialisme. Het boek leest als een detectiveroman en bevat ook beschrijvingen van enkele weinig bekende misdaden. Het zal interessant zijn voor aanhangers van Bernie Sanders in de VS, want Grossman droomt van een nieuwe en andere wereld – een zeer realistische droom, gebouwd op het onvoorstelbare leven van een man van negentig. Dit boek zou in het Duits vertaald moeten worden; het is dringend nodig in elke Duitse school, en niet alleen daar.

Midwest Book Review:

Een fascinerende, informatieve, doordachte en tot nadenken stemmende en unieke persoonlijke visie op de Koude Oorlog, A Socialist Defector: From Harvard to Karl-Marx-Allee is van begin tot eind een boeiend en gedenkwaardig boek. Zeer aan te bevelen voor zowel openbare als academische bibliotheekcollecties …

Het boek is te koop via de site van Monthly Review; het (Engelstalige) interview vind je hier.

ASD-front-cover

Creative Commons

dagelijkse newsletter

take down
the paywall
steun ons nu!