Anuna De Wever Van der Heyden
Longread - Anuna De Wever

Uit ‘Laten we eerlijk zijn’ van Anuna De Wever: Growing up in public

Maandagavond 21 oktober stelt Anuna De Wever haar boek 'Laten we eerlijk zijn' voor in De Roma. In de aanloop daarnaar publiceert DeWereldMorgen alvast dit hoofdstuk uit haar boek 'Growing up in public'.

vrijdag 11 oktober 2024 17:15
Spread the love

 

Ik wist op dat moment nog heel weinig over de klimaat crisis.

Ik herinner me dat ik in de auto onderweg naar de eerste talkshow ‘broeikaseffect’ googelde. Gewoon om nog even de ‘technische termen’ onder de knie te krijgen. ‘De broeikasgassen in onze atmosfeer houden de warmte van de zon vast, een beetje zoals het glas van een serre het zonlicht wel doorlaat maar tegelijk de warmte binnenhoudt. Als we als mensheid zelf massaal broeikasgassen uitstoten, wordt onze planeet warmer.’ Dat kon ik dan ook weer afratelen waar nodig.

Wist ik veel hoe zo’n talkshow werkt. Ik had geen idee wie de andere gasten waren en hoe ze tegenover de actie stonden. Ik zat daar rond die tafel met een schrijver, een kerkjurist en een muzikant, wier gezichten en namen me niet bekend voorkwamen. Ik was jong en naïef, maar dat hielp me wel om het allemaal te relativeren. Ik was gewoon écht niet onder de indruk, want ik kende het allemaal niet. De wereld van tv-studio’s en BV’s was me volkomen vreemd. Ik werd gedreven door de gut feeling dat dingen radicaal moesten veranderen, als we een leefbare wereld wilden erven. En dat gevoel blijkt tot op vandaag heel juist te zijn.

Voor het eerst zag iedereen zich verplicht een mening te hebben over ‘klimaatspijbelen’. En ook al zat er een populistisch rechtse figuur aan tafel, niemand was tegen. Iedereen kon het jeugdig enthousiasme wel appreciëren en vond het best oké dat jongeren zich zorgen maken over hun toekomst. Ik was zelf heel onschuldig. Naïef zelfs. Iedereen was heel vriendelijk toen ik aankwam en ik vertelde zowat elke persoon onderweg naar de studio (en om een of andere reden zijn dat er altijd heel veel) hoe zenuwachtig ik was.

Ik kreeg veel te veel make-up op mijn gezicht gesmeerd en voelde me direct oncomfortabel ‘vrouwelijk’. Maar ik bedankte de make-up artist en probeerde nog met mijn mouw wat van de foundation af te vegen voordat we plaatsnamen in de studio.

Tijdens de opname zelf was ik veel aan het lachen met grapjes die niet grappig waren en knikken bij meningen waarmee ik het oneens was. Een van de andere gasten – de kerkjurist – stelde die avond letterlijk de vraag of de klimaatcrisis niet eerder gewoon een natuurlijk proces was. De temperatuur heeft toch altijd gefluctueerd? De wetenschap was daar nog niet uit, hoor… En ik knikte. Hoewel ik wist dat 97 procent van de klimaatwetenschappers ervan overtuigd is dat menselijke uitstoot verantwoordelijk is voor de klimaatverandering.

Een van de vele beginnersfouten die ik moest maken. En bij mij overheerste hetzelfde naïeve geloof als over die politieke instituten. Iedereen had het toch goed voor met ons? Die kerkjurist die twijfelde aan de opwarming had misschien nog niet de juiste informatie gelezen?

Pas veel later zou ik begrijpen hoe zo’n mediaformat als De Afspraak, De Zevende Dag of De Tafel van Gert werkt. Mensen die de status quo in vraag stellen, kunnen er wel een zitje krijgen, maar dan zorgen de makers van die programma’s ervoor dat er altijd iemand tegenover hen zit die die status quo keihard verdedigt. Die welbespraakte rechtse opiniemaker (meestal iemand die al zo vaak in studio’s zat dat zij of hij het spelletje volledig beheerst) mag dan wat simplismen op tafel gooien en het buikgevoel laten spreken, waarna iedereen instemmend knikt, ook al gaat dat buikgevoel in tegen alle wetenschappelijke conclusies.

De presentatoren van die shows gooien er dan meestal nog een schep bovenop en doen alsof ze de spreekbuis zijn van de zogenaamde rechtse onderbuik van de samenleving. Hele- maal in de hoek gedrumd mag je dan als activist al blij zijn dat je een paar tikken kan uitdelen en in een paar zinnen je punt kan maken. Want meer dan drie zinnen uitspreken zonder onderbroken te worden, was zeldzaam.

Maar dat soort inzichten kwam dus pas veel later. Ondertussen begon er zich op een natuurlijke wijze een beweging te vormen. Mensen die aanwezig waren op de mars vroegen me om verder af te spreken en voor we het wisten waren we een groep van een tiental jongeren die regelmatig contact onderhielden en samenkwamen.

Ik leerde gigantisch veel bij op korte tijd. Ik raasde door boeken heen, las het ene na het andere klimaatrapport, raakte bevriend met enkele klimaatwetenschappers die me regelmatig advies gaven en schreef het ene notitieboekje na het andere vol. Thuis zat ik vaak nog tot middernacht podcasts te beluisteren of nieuwsartikelen van vijf of tien jaar geleden door te nemen.

Een wanhopige poging om op een recordtempo hetzelfde kennisniveau te behalen als mijn dertig jaar oudere debatpartners. Want ik haatte het als er referenties werden gemaakt aan mensen of gebeurtenissen die ik niet kende, waardoor ik schaakmat werd gezet. In de bestaande debatformats is er heel weinig ruimte voor vragen of twijfel. Je wordt verondersteld te scoren en niet onzeker over te komen.

Op school was ik zelden gemotiveerd om dingen te leren. Alles voelde zo grijs en gezapig aan. Nu zat ik in een soort manie waarin ik obsessief wilde begrijpen hoe de wereld in elkaar zat en wat mijn rol daarin kon zijn. Thuis printte ik rapporten en artikels uit die ik dan onder mijn bank hield en probeerde te lezen tijdens de lessen. Sommige leerkrachten hielpen me tijdens de pauzes mee nadenken en plannen. Ik deed dat schouder aan schouder met enkele andere jongeren en samen groeiden we uit tot intelligentere en kritischere versies van wie we voordien waren.

We spraken minstens drie avonden in de week af. De andere dagen zat ik bij journalisten die me interviewden, of op strategische meetings met grotere organisaties. Ik werd door alle politici gevraagd voor ‘overleg’ en een deel van de intellectuele elite van Vlaanderen stelde zich ‘beschikbaar’. We mochten hen altijd bellen als we hen nodig hadden, lieten
ze ons weten.

Na enkele dagen mediastorm begonnen de vragen over mijn gender te komen. Journalisten ontdekten dat ik niet hetero was en vroegen zich luidop af of ik ook trans was. Een interview uit 2014 werd opgegraven waarin ik vertelde hoe het is om als jonge queer persoon op te groeien en al snel ervaarde ik meer haat over mijn genderidentiteit dan over mijn klimaatactivisme. Ik voelde me daar comfortabel bij. Die haat was ik tenminste gewend.

Over klimaat zelf voelde ik me nog zeer onzeker. Ik wist heel veel dingen niet. Ik begreep niet hoe banken en bedrijven betrokken waren in de klimaatverandering. Ik had het gevoel dat politici toch wel echt hun best deden, maar dat het ook écht heel moeilijk was. Ik zag elke journalist als iemand die probeerde de strijd te steunen en ik omarmde ongeveer elk initiatief dat uit de bedrijfswereld kwam.

Ik cringe nu nog als ik nadenk over mijn interventies bij Belfius of de gesprekken met Agoria, de federatie van Belgische technologiebedrijven. Of over alle handjes van bedrijfsleiders die ik schudde voor en na recepties en ‘events’. Event na event na event, waarop telkens hetzelfde werd gezegd. Alsof bedrijven een deel van de oplossing hadden kunnen zijn. Nu begrijp ik dat ze zelf ongelooflijk vastzitten in een economisch systeem (met aandeelhouders, beursschommelingen en concurrenten) dat hen – of tenminste de weinigen die oprecht zouden willen meewerken – belet om voor duurzaamheid en eerlijkheid te kiezen.

Eén keer nam ik mijn oma mee naar zo’n evenement, ze was heel trots. Zij zal ook even het gevoel hebben gehad dat ik daar op een belangrijke plek zat om dingen te veranderen. En ik was blij dat ze trots was. Het was een intimiderende wereld om nieuw en onervaren in te zijn.

Twee maanden later, toen het debat rond de ‘klimaatwet’ op tafel kwam, begon ik te beseffen hoe naïef ik was geweest. In Europa hadden verschillende landen een klimaatwet gestemd om actie te ondernemen tegen de klimaatcrisis. In Zweden bijvoorbeeld verplicht de klimaatwet het land om tegen 2045 de netto-uitstoot van broeikasgassen (gassen zoals CO2 en methaan, die ervoor zorgen dat warmte wordt vastgehouden en dus de temperatuur op aarde stijgt) tot nul te herleiden.

Ook Nederland en Duitsland willen emissieneutraal zijn tegen 2050. De klimaatwet stuurt dat beleid en gewoonlijk wordt de klimaatambitie serieus opgeschroefd wanneer landen zo’n wet implementeren (op papier tenminste). Dat suggereerden zowel de Belgische academici en Europese beleidsmakers als de geluiden uit andere landen. Dat betekent niet dat er werkelijk iets verandert, maar daar komen we later op terug.

De Klimaatcoalitie – een samenwerking van ngo’s, mutualiteiten, vakbonden en burgerbewegingen uit heel België – belde Kyra en mij op, met de vraag om mee te gaan protesteren voor deze wet. Het zou het begin zijn van een nieuw hoofdstuk in mijn activisme. Als beweging zagen we dat die onderhandelingen een momentum creëerden om dieper in te gaan op de concrete politieke actie die we eisten. De marsen bereikten een hoogtepunt. De media waren bijna verplicht om ons dagelijks aan bod te laten komen omdat we erin bleven slagen duizenden mensen te mobiliseren. Zo’n groot bereik heb ik daarna nooit meer gehad.

De reden dat we zo’n groot platform kregen in de media, was voor een groot deel dat wij nog geen concrete politieke eisen stelden. Dit was het moment om dat te veranderen en beweging om te zetten in actie. We hadden het idee de jongerenvoorzitters van de coalitiepartijen te overtuigen om vanuit een generationeel standpunt mee te pleiten voor een ambitieuze klimaatwet.

Los van onze politieke kleur waren we allemaal jonge mensen die zich hier collectief voor konden inzetten, toch? Ik belde alle jongerenvoorzitters op en kreeg aanvankelijk veel steun. Maar het duurde slechts een paar uur voordat ik sms’jes kreeg van bijna alle partijen, waarin het voorstel streng werd afgewezen. Het aanvankelijke enthousiasme van de jongerenvoorzitters botste op de politique politicienne van de ‘volwassenen’ in hun partij.

Bij een van de partijen was het een ouder kaderlid dat me antwoordde en me dringend verzocht om de jongerenvoorzitter nooit meer te contacteren. Hij had duidelijk schrik van de mogelijkheid dat zijn eigen jongerenvoorzitter zich tegen de partijlijn zou keren. Kritisch en onafhankelijk denken is angstaanjagend in een ‘partijdemocratie’ zoals die van België.

Ik geloof graag dat sommigen van die jongerenvoorzitters op dat moment zelf nog goede bedoelingen hadden en niet tegen de weerstand konden opboksen binnen hun partij. Maar voor ons was dit een realitycheck van het politieke landschap waarin we navigeerden. Een van die jongerenvoorzitters werd daarna staatssecretaris van Migratie en zou verantwoordelijk worden voor de onmenselijke behandeling van migranten en vluchtelingen in België en medeplichtig aan de dood van duizenden migranten in de Middellandse Zee.

Ongelooflijk hoe snel mensen hun geweten wegstoppen in het schijnsel van de macht en het toploon dat daaraan vasthangt. Wanneer de kans zich voordeed om het over klimaatambitie te hebben, vooral in reactie op de duizenden mensen die protesteerden op straat, verdrongen ze zich altijd voor de camera’s. Ze zagen een kans om politiek te scoren of hun imago op te poetsen. Maar even snel laten ze mensen aan hun lot over als dat beter uitkomt voor (het belang van) hun partij of voor hun persoonlijke carrière.

Later die week werd de klimaatwet gestemd. In mijn ogen was dat de eerste en enige kans voor politieke partijen in België om vlak voor de verkiezingen te tonen dat ze het echt meenden. Na alle beloftes en mooie praatjes was het tijd voor actie. We hadden ondertussen genoeg speeches gehoord en deze stemming was zeer zwart-wit. Wanneer een land een nationale klimaatwet aanneemt, legt het daarmee officiële, juridisch bindende doelstellingen vast om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen. Zo’n wet formaliseert de toewijding van het land aan klimaatbescherming en eist dan concrete actieplannen om die doelen te bereiken. België had nu ook de kans dat te doen.

Enkele avonden voor de stemming zat ik in een talkshow tegenover een van de toenmalige partijleiders. Ze spuide live op televisie leugens over wat de klimaatwet ‘eigenlijk’was en zette een boom op hoe slecht zo’n wet zou zijn voor onze Belgische bedrijven en hun competitiviteit. ‘Mensen en bedrijven hebben recht op zekerheid, Anuna’, sprak ze me betuttelend toe. ‘Niet alle manieren om de klimaatdoelstellingen te halen zijn goede manieren. Met een bindende klimaatwet riskeer je een miljardenfactuur die heel wat mensen in de miserie duwt.’

Ze ging lijnrecht in tegen de mening van experten. Maar haar retoriek werkte wel in het maatschappelijke debat, of tenminste in de manier waarop dat debat weerspiegeld wordt in de tv-formats. Langzaam zag ik hoe die framing aan ons werd opgedrongen: ‘De klimaatactivisten willen de factuur doorschuiven naar de gewone mensen.’ Terwijl die miljardenfactuur natuurlijk enkel bij mensen terechtkomt als de politiek die in hun richting duwt.

Overheden en grote bedrijven dragen de overgrote verantwoordelijkheid voor de uitstoot. De overheid omdat zij met haar beleid bepaalt of de uitstoot stijgt of daalt, de grote bedrijven omdat zij nog altijd grote winsten halen uit vervuilende activiteiten. Zij moeten dan ook de transitie mogelijk maken en financieren.

Ik was verbijsterd dat politici en sommige opiniemakers daar zo makkelijk mee wegkwamen. ‘Het klimaat redden gaat veel geld kosten, de mensen hebben geen zin om die factuur te betalen, dus we doen het gewoon niet’. Het is
nochtans simpel. Degene die verantwoordelijk zijn, moeten betalen (zij hebben – niet toevallig – ook het meeste geld).

Als we niets doen, dan komt de factuur van de klimaat chaos terecht bij de gewone mensen die zien dat hun wijken overstromen, hun energiefacturen de pan uit swingen, voeding duurder wordt of dat hun steden tijdens de opeenvolgende hittegolven onleefbaar worden.

Grote bedrijven zoals Shell, Total en BP pompen megawinsten uit de fossiele industrie. Ze stoten bakken CO2 uit maar krijgen nog belastingvoordelen en subsidies als wederdienst. Overheden kijken vaak de andere kant op, belasten die giganten niet zoals het hoort en laten ze ongestoord hun zakken vullen ten koste van het klimaat. Exxon leidde in 2022 de dans met een recordwinst van 55,7 miljard dollar.

Dat is ongeveer 6,3 miljoen per uur. Shell boekte zijn beste resultaat in meer dan honderd jaar met 39,9 miljard dollar5 en BP haalde 27,7 miljard binnen. TotalEnergies zette ook een record neer, met 36,2 miljard7 dollar. Dat zijn de economische belangen die verdedigd worden door de politiek. En waar die winst naartoe gaat is duidelijk. Ondertussen maakte Shell bekend dat ze dit jaar minstens 23 miljard dollar aan aandeelhouders gaan uitkeren. Meer dan zes keer zo veel als wat Shell vorig jaar van plan was uit te geven aan hernieuwbare energie. In hetzelfde jaar werd wereldwijd nog altijd meer dan één biljoen dollar geïnvesteerd in infrastructuur en extractie van fossiele brandstoffen.

En die heel grote bedrijven vormen een monopolie. De honderd meest vervuilende bedrijven zijn verantwoordelijk voor 71 procent van alle uitstoot sinds 1998,10 het jaar dat het klimaatpanel van de VN (IPCC) werd opgericht. Maar ik moet dan in een talkshow aanhoren dat we ‘de mensen toch niet gaan laten betalen’. Alsof dat ooit onze eis was. Alsof wij op straat kwamen protesteren omdat we vonden dat de mensen die miljardenfactuur moeten ophoesten?

Rechts slaagde er stilletjes in om het klimaatdebat te framen en te individualiseren. In die beeldvorming werden klimaatactivisten afgeschilderd als verwende kinderen die mensen willen raken in hun portefeuille, die mensen hun wekelijkse steak of jaarlijkse vliegreis willen afpakken. De puzzelstukjes van die framing werden gelegd tijdens het debat rond de klimaatwet. Als ik nu terugblik, blijkt dat een belangrijk moment te zijn geweest dat ik gewoonweg miste. De eenzijdige manier waarop wij het als beweging over klimaat hadden, zorgde er ook voor dat grote delen
van de bevolking niet gehoord werden in hun zorgen.

We lieten altijd uitschijnen alsof ‘klimaat’ de enige grote boosdoener was, die iedereen zou kunnen samenbrengen voor een systeemverandering. Eerst klimaat, dan al de rest. Want zonder een leefbare planeet is er niets anders. Dat laatste klopt, maar dat betekent niet dat mensen tijd en middelen hebben om klimaat prioriteit te geven, wanneer facturen moeten worden betaald met een veel te laag loon of mensen van de ene naar de andere precaire situatie worden geduwd.

Bestaanszekerheid gaat voor op klimaat. Niet enkel in de letterlijke zin, maar ook in de manier waarop de klimaatcrisis ontstaan is en hoe de voortdurende angst rond bestaanszekerheid een rol speelt in het onderhouden van dat systeem. We moesten minder focussen op de gevolgen van het systeem en eerder teruggaan naar de oorzaken ervan.

Historisch gezien is ons economisch systeem – het kapitalisme – gebaseerd op de gewelddadige toe-eigening door grootgrondbezitters van gemeenschappelijke gronden. Bossen, akkers en vijvers waarvan gewone mensen eeuwenlang gebruik hadden gemaakt om vruchten te plukken, hout te sprokkelen, vissen te vangen, hun vee te laten grazen of te jagen, kregen van de ene op de andere dag een omheining met een bord: ‘geen doorgang’. Mensen verloren daardoor bestaansmiddelen en werden verplicht om hun arbeid te verkopen voor een loon dat net genoeg was om te over-
leven of werden tot slaaf gemaakt.

Die enclosurebeweging (omdat het fenomeen begon in Engeland gebruiken historici die term) gaat nog altijd door. Er wordt nog altijd volop geprivatiseerd. Vooral in het Globale Zuiden maar ook in het Noorden. In Frankrijk ontstond de voorbije jaren een grote beweging tegen de bouw van megabassins. Dat zijn gigantische reservoirs die gevuld worden met water dat tijdens de winter opgepompt wordt uit de omliggende regio.

Een klein aantal industriële landbouwbedrijven gebruikt dat water om hun maïsvelden nat te houden. Maïs is een plant die niet langer aangepast is aan het drogere klimaat in Frankrijk en die vooral geteeld wordt voor de export. De mensen die wonen in de omgeving van die bassins worden onderworpen aan strikte regels rond watergebruik en mogen de groenten en planten in hun tuin niet langer water geven.

No Bassaran, zeggen de actiegroepen met een woordspeling. In essentie voeren zij dezelfde strijd als de Diggers, een groep Engelse activisten die in de 17de eeuw de pasgebouwde omheiningen neerhaalden en droomden van een utopia waarin alle mensen in vrijheid en in harmonie met de natuur zouden leven.

Door schaarste te creëren kan een kleine groep veel winst maken ten koste van de meerderheid van de bevolking die constant in overlevingsmodus vastzit. Dat is geen randfenomeen maar vormt echt de kern van hoe het systeem werkt.

Water, land, voedsel, gezondheidszorg, energie, onderwijs: alles wordt geprivatiseerd. Via sociale media worden zelfs onze intiemste emoties en gedachten geprivatiseerd. Elke klik of like wordt geanalyseerd en de informatie die dat oplevert wordt verkocht aan adverteerders.

De arts, schrijfster en zangeres Rupa Marya kreeg ooit een factuur van Warner omdat het publiek tijdens een van haar optreden Happy Birthday had gezongen. Bleek dat de entertainmentmultinational de rechten had verworven op dat lied en zo elk jaar twee miljoen dollar ophaalde bij mensen die het gewaagd hadden om dat universele liedje te zingen. Rupa Marya trok naar de rechter en won gelukkig de zaak zodat het liedje opnieuw bevrijd werd.

De kleine groep mensen die gigantische winsten halen uit die privatiseringen, zijn niet toevallig ook de mensen die verantwoordelijk zijn voor de klimaatcrisis – zowel door hun persoonlijke levensstijl als door het bezitten van de bedrijven en industrieën die voor de gigantische uitstoot van CO2 en ecologische afbraak zorgen. Sinds 2020 heeft de rijkste 1% bijna twee derde van alle nieuwe rijkdom ingenomen – bijna twee keer zoveel geld als de gezamenlijke 99% van de wereldbevolking. Tegelijkertijd is de rijkste 1% van de mensheid verantwoordelijk voor meer koolstofemissies
dan de armste 66% samen.

Die elite doet er alles aan om de schaarste actief in stand te houden. Dat gebeurt door het vernietigen van overschotten (zoals voedsel, kleding, enzovoort) om zo de prijzen hoog te houden. Of door producten te produceren die maar enkele jaren meegaan, zodat mensen telkens nieuwe moeten kopen. ‘Planned obsolence’ noemen we dat (geplande veroudering). Toen de eerste gsm’s op de markt kwamen, kon je nog makkelijk zelf de batterij vervangen. Nu zit die helemaal vast en ben je verplicht een nieuwe smartphone te kopen als de batterij het opgeeft.

Fast fashion is een ander voorbeeld van schaarste die ons wordt opgedrongen. Het concept bestaat nog maar dertig jaar en werd mogelijk toen de grote merken ontdekten dat je kleren spotgoedkoop kan laten produceren in landen als Bangladesh. In de vorige eeuw brachten de grote merken vier collecties per jaar uit. Sommige zitten nu al aan 36 collecties per jaar. Wie mee wil zijn met de laatste modetrends moet dus bijna elke week naar de winkel.

Een andere manier om schaarste te creëren is door de overheidsfinanciering voor gezondheidszorg of onderwijs af te bouwen, waardoor mensen naar de dure private sector worden gedreven. Die overheidsinvesteringen in gezondheidszorg, onderwijs of de sociale zekerheid zijn er niet gekomen omdat de 1% het leuk vond om een stukje van hun rijkdom af te geven. Ze zijn het resultaat van de vaak intense strijd van de vakbonden en grassrootsbewegingen die zich al eeuwenlang op verschillende manieren verzetten tegen dit systeem van (gecreëerde) schaarste.

Het is een groot verhaal en een ingewikkeld systeem.

Maar het is belangrijk om die complexiteit te zien, wanneer rechts ermee dreigt dat de miljardenfactuur voor klimaat-
beleid in de bus van gewone mensen zal worden gedropt.

Alleen al in België wordt er elke dag door multinationals één miljard euro naar belastingparadijzen13 doorgesluisd en in de wereld worden jaarlijks duizenden miljarden overheidssubsidies uitgegeven aan de fossiele industrie. In België gaat het om meer dan vijftien miljard overheidsgeld dat elk jaar naar de producenten van fossiele brandstoffen vloeit. Dit is geen verhaal over een gebrek aan middelen om een sociale energietransitie in gang te zetten. Dit gaat over prioriteiten.

Een andere partijleider belde me de nacht voor de stemming over de klimaatwet. Ik zat op een ijskoude betonnen onder- grond in een park in Brussel, omringd door andere activisten die daar al twee nachten aan het protesteren waren, in tentjes voor het parlementsgebouw waar de stemming zou plaatsvinden.

Het was donker, nat en koud. Vlakbij me een camera van VTM met een fel flashlight om het telefoongesprek te filmen. Ik had al een hele dag niet gegeten van de spanning en probeerde tevergeefs mijn Franse taak af te werken, waar een klasgenootje me eerder die avond in volle stress over belde. Het papiertje was ondertussen al zo vuil en nat dat ik het beter gewoon kon weggooien en dan maar ‘een buis’ tegemoetzien.

De partijleider drukte me op het hart dat hij ons engagement steunde maar de klimaatwet niet zou tekenen. ‘De klimaatwet zou te ingrijpend zijn.’ Na enkele minuten luisteren naar een oplijsting van alle initiatieven die hij wél nam met zijn partij (bijvoorbeeld, een trein ergens in Mol elektrisch maken…), kreeg ik een krop in mijn keel.

Ik was zo kwaad, verdrietig en teleurgesteld. Waar moest ik beginnen, als een elektrische trein in Mol de lat van zijn
ambitie aanduidde? ‘Oké’, zei ik op automatische piloot en ik drukte af, om daarna in tranen uit te barsten. Ik was te moe om te relativeren. Misschien maar goed ook. Want toen ik de volgende ochtend wakker werd, besefte ik dat
het debat zou veranderen.

Ik stopte met diplomatische gesprekken, handjes schudden en samenwerken. Ik begon met confronteren en bekritise-
ren. Ik sprak journalisten aan op artikels waarin de waarheid verdraaid werd. Ik stopte de samenwerking met bedrij-
ven. Mijn taal werd harder en mijn verhaal werd concreter.

Ik was het diplomatisch en hypocriet narratief beu. De klimaatcrisis is immers geen spijtig toeval. Het is een gevolg van de manier waarop een bepaalde groep mensen omgaat met de planeet en die mensen blijken absoluut niet van plan
te zijn dat te veranderen – omdat zij te veel geld verdienen aan dit economische model. En fossiele brandstoffen vor-
men daar de kern van. Het begon mij dus meer en meer duidelijk te worden waar het probleem zit.

Vroeger dacht ik: we moeten stoppen met fossiele brandstoffen te verbranden.

Nu voelt het nostalgisch om terug te denken aan zo’n rechtuit verhaal.

Ik dacht écht dat klimaatbeleid de klimaatcrisis kon oplossen.

Zo eenvoudig, maar zo schadelijk simplistisch en, bijgevolg, onwaar.

Dit boek gaat over het feit dat we moeten stoppen met dat verhaal te vertellen.

 

Anuna De Wever Van der Heyden. Laten we eerlijk zijn (Epo, 2024). ISBN: 9789462674950

Lees ook onze recensie.

Bestel hier het boek.

Creative Commons

dagelijkse newsletter

take down
the paywall
steun ons nu!