Van onderuit meedenken over maatschappelijk verantwoord vastgoed
Boekrecensie -

Van onderuit meedenken over maatschappelijk verantwoord vastgoed

Hoe het patrimonium van de burger terug optimaal inzetten voor de burger? Dat is de vraag die ingenieur-architect Veerle Follens, die ook een achtergrond als projectontwikkelaar en consultant heeft, zich stelt in dit boek. Walter Lotens, als lid van de bewonersvereniging De Ploeg, denkt ‘van onderuit’ met haar mee.

dinsdag 26 mei 2015 12:59
Spread the love




Met
haar eerder sociologische vraagstelling plaatst Veerle Follens zich
uitdrukkelijk in het rijtje van maatschappelijk geëngageerde
architecten en ruimtelijke planners die steeds meer hun nek durven
uitsteken door hun technische expertise ter beschikking te stellen
van belangrijke maatschappelijke projecten. De architectenploeg
achter Ringland is daarvan allicht het meest spectaculaire voorbeeld.
Maatschappij, ruimtelijk plannen en beleid hebben heel veel met
elkaar te maken. Dat illustreerden ingenieur-architect en
‘Ringlander’ Peter Vermeulen en zijn medeauteurs onlangs nog in
‘Antwerpen herwonnen stad? 1940-2012’. Als sociologen,
planologen, ambtenaren, gewone burgers…en politici samen aan de
slag gaan, kunnen er belangrijke maatschappelijke noden gelenigd
worden.

Samenwerking
tussen zeer verschillende actoren: dat is ook het uitgangspunt van
Veerle Follens. Zij gaat, in haar eigen woorden, op zoek naar
strategieën voor duurzame co-creatie, en daarvoor wil zij ook
vertegenwoordigers van de privésector – bouwpromotoren,
projectontwikkelaars en vastgoedeigenaars – in het bad trekken.
Waarom? “Om na te gaan hoe vervagende grenzen tussen publiek en
privaat kunnen worden ingezet voor de huisvesting van wat
maatschappelijk relevant is en aan het collectieve raakt” (p. 11).
Follens bijt zich vast in wat zij in tegenstelling tot privévastgoed “maatschappelijk verantwoord vastgoed” noemt. Dat is een
weinig bekend verhaal waarin nog amper voorbeelden van best
practices
bestaan. Met dit boekje geeft zij een goed onderbouwde
theoretische voorzet die aanzet tot nadenken over waardecreatie voor
‘publiek vastgoed’.

Dit
nodigt tevens uit om na te denken hoe elementen van participatieve
democratie passen in dit verhaal. Cultureel
antropoloog Rik Pinxten schreef in Kleine revoluties: ‘We
kunnen een stukje macht in handen nemen, in onze eigen wereld, los
van dat hogere niveau waar alles zo vast lijkt te zitten. Onderaan is
er nog veel plaats.’ Het is vanuit die optiek dat ik mij als
betrokken buurtbewoner aangesproken voel tot Follens’ exposé. Ik
wil graag ‘van onderuit’ enkele beschouwingen toevoegen. Hoe het publieke patrimonium terug
optimaal inzetten voor de burger? Dat is ook de opgave waarvoor wij,
de Antwerpse koepel van bewonersgroepen De Ploeg, ons al jaren
inzetten. Daarover verder meer als zeer concrete case bij het verhaal
van Veerle Follens.

Wat
met publiek patrimonium?

Follens
constateert dat het publiek patrimonium enerzijds kampt met veel
oppervlakte, waarvan een groot deel onderbenut en/of slecht
gepositioneerd is, dat veel kost in onderhoud en verbruik
en weinig inkomsten genereert. Denk maar aan scholen, bibliotheken,
jeugdhuizen, theaters die grote delen van de dag, de week, het jaar
leeg staan en weinig of niet duurzaam zijn. In de jaren 1960-1970 – een
periode van economische en demografische groei – werd er veel publiek
patrimonium bijgebouwd (scholen, zwembaden), maar dan op een manier
die vandaag niet meer toelaatbaar zou zijn qua materiaal- en
energieverbruik.

Een
extreem voorbeeld met grote maatschappelijke consequenties is dat van
het lege kerkgebouw in Vlaanderen. Het gaat over 1700 kerkgebouwen,
verspreid over 308 steden en gemeenten, waarvan een groot aantal zeer
grote financiële problemen heeft. Dat schrijven Sylvain De Bleeckere
en Roel De Ridder in Het open kerkgebouw, een boek waarin
zij een lans breken voor het open kerkgebouw als een
uitgelezen laboratorium voor de lokale democratische samenleving. Zij
verwijzen onder meer naar de Brugse Magdalenakerk
met het yot-project ‘Madeleine, Madeleine’, een boeiend
experiment rond ruimte, mens en religie. Een kerk nodigt uit tot
‘religare’, tot het verbinden van mensen met elkaar rond de
kapstok van een gebouw. Die benadering sluit aan bij de
Amerikaanse politicoloog Robert Putnam, die in zijn werk over
“sociaal kapitaal” spreekt. Putnam definieert sociaal kapitaal
als “de aanwezigheid van normen van wederkerigheid, een sterke mate
van veralgemeend vertrouwen, en de aanwezigheid van netwerken van
maatschappelijk engagement”.

Een
kerk en klooster als case

De boekpresentatie van Het
open kerkgebouw
vond plaats in de Antwerpse dominicanenkerk van de
Provinciestraat. Dat was een zeer symbolische locatie, want nadat de
laatste dominicaan in 2002 het licht had uitgedaan, kocht het vorige
provinciebestuur na veel druk van De Ploeg en van stRaten-generaal,
de site om er een sociaal-culturele
bestemming aan te geven.

Hoewel ze van projectontwikkelaars hogere
aanbiedingen kregen, namen de paters vrede met een verkoopprijs onder
de geschatte waarde, op voorwaarde dat de koper met hun patrimonium
een sociaal doel realiseerde, waarvan ook de buurt beter zou worden.
In afwachting van de uitvoering ervan
mocht
Kievitsnest,
een vzw in
2005
opgericht
door een groepje buurtbewoners,
de leegstaande kerk en
kapel laagdrempelige socioculturele initiatieven
inrichten.

Ze
sloegen de handen in elkaar om van de leegstaande kerk een
ontmoetingsruimte te maken voor alle
bewoners in en rond de Provinciestraat in Antwerpen. Ze pakten de
verwilderde tuin aan, bouwden een buurtcafé, ruimden de kerkgangen
op en zorgden voor licht in de sacristie.
Het
was een groepje taaie
vrijwilligers met een lange adem en een groot engagement, die in het
om het even welke politieke conjunctuur hun ding blijven doen, vaak
tegendraads – kijk maar naar De Roma en haar bijna 400 vrijwilligers.

Misschien moet een kunstenaar maar eens beginnen aan het standbeeld
van de anonieme vrijwilliger. Een zanger is een groep. Wannes Van de
Velde zong het al – zij zijn alvast in heel die reddingsoperatie van
de kerk een duurzame constante geweest. Dat kan echter niet gezegd
worden van de politieke overheid.
Het
vorige provinciebestuur wilde een centrum voor sociale economie
bouwen, maar na de verkiezingen van 2012 kwam er een ander bestuur
die die mooie plannen opborg en kerk en klooster in het uitstalraam
plaatste, maar …tot op vandaag niet verkocht krijgt.

Op
de boekpresentatie van Het open kerkgebouw in de ontwijde
dominicanenkerk was een zeer gemengd gezelschap aanwezig, gaande
van de bisschop himself
en vertegenwoordigers van districtsraden, maar ook architecten,
erfgoedbeheerders, pers en …buurtbewoners. Bien
étonnés de se trouver ensemble?
Misschien
toch niet, want al die vertegenwoordigers van die verschillende
groepen vonden elkaar rond een gemeenschappelijk thema, met name het
behoud van dat “publiek vastgoed” om het in de termen van Veerle
Follens te zeggen.
De auteur beperkt zich niet tot een theoretisch verhaal, maar is ook
gestart met DuWoBo, een leergemeenschap maatschappelijk verantwoord
vastgoed waarin ook de case van de dominicanenkerk- en klooster zal
worden bestudeerd.

Projectontwikkelaar
én buurtbewoners

Duurzame
co-creatie is geen vrijblijvende onderneming. Dat beseft ook Veerle
Follens wanneer zij zich afvraagt, verwijzend naar Eric Corijn en
zijn Kan de stad de wereld redden?: “Zijn er limieten
enerzijds aan het efficiënt laten uitvoeren van maatschappelijke
taken en anderzijds aan het laten binnendringen van het marktdenken
in de publieke sector?” (p. 37) Wie zal met wie willen samenwerken?
Zullen er investeerders gevonden worden, die niet alleen
winstmaximalisatie op het oog hebben? Zullen er bouwpromotoren in
zo’n verhaal willen meestappen? En kunnen zij samen met
vertegenwoordigers van buurtbewoners door dezelfde deur?

Wij als De
Ploeg hebben ervaren dat zo’n samenwerkingsverband niet evident is,
maar op langere termijn toch ook niet onmogelijk. Het verhaal van de
sociale actie van buurtbewoners in de Antwerpse stationswijk tegen
een grote projectontwikkelaar is daarvan een mooi voorbeeld. De
projectontwikkelaar
die in opdracht van Electrabel een nieuw kantoorgebouw wilde
neerzetten in de wijk, werd teruggefloten door een gefundeerd
bezwaarschrift van De Ploeg. In plaats van een zoveelste juridische
strijd aan te gaan zijn projectontwikkelaar en buurtbewoners, samen
met architect Stéphane Beel, aan tafel gaan zitten. Daaruit
ontstond een leefbaar compromis voor alle betrokken partijen.

De
Kairos-vertegenwoordiger benadrukte het positieve van dit verhaal
waarin gezocht werd naar een consensus tussen de eisen van
opdrachtgever Electrabel en de bekommernissen van de buurtbewoners.
Architect Stéphane Beel zei na het contact met De Ploeg zeer
openhartig dat men als architect geen schrik moet hebben van goed
doordachte amendementen en kritiek. Hij benadrukte dat die
participatieve besluitvorming geleid heeft tot een volgens hem beter
resultaat.

Manu Claeys van De Ploeg en van stRaten-generaal besloot,
denkend aan het Oosterweeldossier, dat dit voorbeeld van good
practice

zijn weg zou mogen vinden bij de aanpak van grotere infrastructuur-
en bouwprojecten. Ook
socioloog Luc Huyse vermeldt dit voorbeeld in De democratie
voorbi
j. In dat boek benadrukt Huyse dat het maatschappelijke
middenveld waartoe groepen als De
Ploeg, stRaten-generaal, Ademloos en Ringland behoren en die kunnen
putten uit de juridische, planologische, mediatechnische,
sociologische en politicologische deskundigheid van hun leden,
alleen
maar een verrijking van de democratie kunnen betekenen. Bij het
ontwikkelen van strategieën voor duurzame co-creatie van
maatschappelijk verantwoord vastgoed moet deze speler van onderuit
ten volle zijn rol kunnen spelen.

take down
the paywall
steun ons nu!